De zelfingenomen blik naar beneden

Niet alle ongelijkheid is onrecht. Maar zodra mensen zich structureel op een voetstuk plaatsen en hun gedrag of beleid daarop baseren, raakt het rechtsbeginsel van gelijkheid in het gedrang. Dan ontstaat niet alleen een kloof in welvaart, maar ook in toegang, waardigheid en ruimte.
De scheidslijn loopt niet tussen rijk en arm, maar tussen wie zich moreel verheven waant –en daar naar handelt– en wie het uitgangspunt van gelijkwaardigheid serieus neemt in doen en laten.
De blindheid van succes als verdienste
Het is aantrekkelijk om te geloven dat succes vooral het gevolg is van hard werken. Dat geeft het leven overzicht. Wie bovenaan staat, heeft dat verdiend; wie onderaan bungelt, had harder moeten lopen.
Maar dat geloof schuift makkelijk over in een rechtvaardiging van privileges en een vergoelijking van uitsluiting. Want wie gelooft dat alles eigen verdienste is, ziet armoede niet meer als onrecht, maar als gebrek aan karakter. Het gevolg is niet alleen mentale afstand, maar ook een afnemende bereidheid tot solidariteit, in woorden, daden én stemgedrag.
Scheiding door gedrag, niet door bezit
De echte breuklijn in de samenleving is niet die tussen wie veel of weinig bezit, maar tussen levenshoudingen die respect tonen voor het rechtsbeginsel en houdingen die dat ondermijnen.
Er zijn mensen die hun welvaart gebruiken om zichzelf te onderscheiden, anderen de maat te nemen en zich te onttrekken aan gemeenschappelijke verantwoordelijkheden. Die denken in termen van “eigen schuld, dikke bult” en zich niet afvragen welke systemen ongelijkheid in stand houden.
Daartegenover staan mensen die zich inzetten voor het welzijn van anderen en bewust geen leven leiden dat draait om status, bezit of macht. Niet omdat ze niet kúnnen, maar omdat ze niet wíllen bijdragen aan een samenleving waarin sommigen voortdurend onderaan moeten blijven.
Zij dragen zelden de grootste stemmenaantallen, maar wel de meeste bereidheid om ook de ander tot zijn recht te laten komen.
Een samenleving herken je aan hoe ze omgaat met (on)gelijkheid
Zolang we blijven geloven dat succes vooral het resultaat is van individuele verdienste, dreigt het rechtsbeginsel van gelijkheid te worden uitgehold. Niet alleen door wat mensen denken, maar vooral door wat ze zeggen, nalaten of doen en door wat ze politiek ondersteunen of bewust negeren.
In verkiezingstijd blijkt telkens opnieuw hoe moeilijk het is om mensen te bewegen tot steun voor partijen die gelijkheid en sociale rechtvaardigheid centraal stellen. Niet omdat mensen tegen rechtvaardigheid zijn, maar omdat ze zich zelden nog herkennen in wie buiten beeld is geraakt. Wie zich meer voelt dan een ander, voelt zich ook minder snel medeverantwoordelijk voor die ander.
Wat een samenleving kenmerkt, is niet de macht van bezit of de luidste stem, maar de mate waarin ze bescherming biedt aan wie minder heeft, zonder verlies van waardigheid.