Verkennen bij het ontwaken
In de vroege ochtend, wanneer het lichaam al wakker is maar het leven nog niet begonnen, bevindt het bewustzijn zich in een niemandsland. Niet meer slapend, nog niet handelend. Hier, in deze stille tussenruimte, krijgt het denken een andere toon. Geen strakke lijnen, geen taken, geen logische volgorde. Alleen het langzame oplichten van wat er al was, maar nog niet werd benoemd.
Filosofen, mystici en kunstenaars hebben dit soort grensmomenten altijd opgemerkt. Want in de marge van de dag openbaart zich iets wat zich overdag vaak schuilhoudt: zin die zichzelf nog niet heeft vastgelegd.
De vroege uren als vorm van zijn
Waar de rest van de dag draait om functioneren, plannen en reageren, zijn de ochtenduurtjes vóór het opstaan een tijd zonder doel. Dat maakt ze niet leeg, maar juist vol, op een subtiele manier. In termen van Heidegger zouden we kunnen zeggen: hier is nog sprake van Zijn vóór de dingen “voorhanden” worden. Je bent, zonder nog iets te willen zijn. Er is geen masker, geen project, geen zelfpresentatie.
In deze toestand -halfdroom, halfwakker- komt soms iets bovendrijven. Een gedachte, een herinnering, een ingeving. Maar zodra je die probeert te grijpen, lijkt ze zich weer terug te trekken. Het denken is hier dansend, zoals Nietzsche het wenste: niet marcherend naar een doel, maar spelend met wat opkomt.
De Franse filosoof Merleau-Ponty zou zeggen: dit is het denken in zijn pre-reflectieve vorm: vóór de geest het opdeelt, benoemt en tot actie dwingt. Een zuivere vorm van aanwezig-zijn, zonder de dwang tot betekenis.
Synchroniciteit en niet-zoeken
Er is een verwantschap tussen deze toestand en wat Jung beschreef als synchroniciteit: het optreden van zinvolle toevalligheden, waarin het innerlijke en het uiterlijke leven op mysterieuze wijze samenvallen. Het bijzondere is: synchroniciteit openbaart zich juist niet als je er actief naar zoekt. Integendeel, het is vaak pas in momenten van loslaten, van niet-weten, dat iets zich toont als “betekenisvol toeval”.
Zo werkt het ook met de vroege uren: wie ze wil gebruiken, dwingt ze in een vorm. Maar wie ze toelaat, zonder verwachting, zonder richting, zal misschien merken dat er juist dan iets komt. Niet als resultaat, maar als ontmoeting. Je zou kunnen zeggen: zin ontstaat niet door doelgerichtheid, maar door afstemming.
Deze afstemming vraagt om een houding die verwant is aan meditatie en het taoïstische wu wei: het niet-doen dat geen passiviteit is, maar een diep afgestemd laten-gebeuren. De vroege ochtend is een natuurlijke uitdrukking van deze houding. Je hoeft er niets voor te doen, behalve wakker te zijn, zonder al op te staan.
Lichtheid en de ondraaglijke zin
Maar wat betekent dit alles in het licht van de rest van de dag? Wat leert deze vroege staat van zijn ons over het bestaan dat volgt, over het leven in de drukte, met zijn doelen, verplichtingen en zoeken naar zin?
In De ondraaglijke lichtheid van het bestaan beschrijft Milan Kundera het leven als eenmalig, onherhaalbaar en daarmee licht. Maar die lichtheid wordt ondraaglijk wanneer we betekenis verwachten van iets dat geen fundament heeft. We worden moe van de vrijheid, niet omdat ze te groot is, maar omdat ze geen houvast biedt.
Overdag zijn we geneigd ons tegen die lichtheid te verzetten: door doelen te stellen, prestaties na te streven, onszelf voortdurend te verbeteren. Maar misschien is juist dát verzet de oorzaak van het gevoel dat alles hol is. We maken het bestaan ondraaglijk door het voortdurend te willen bezweren.
De vroege ochtend leert iets anders. Die laat zien dat het mogelijk is om lichtheid te verdragen, zolang we haar niet willen inkaderen. We kunnen dan bestaan zonder dat alles direct iets hoeft te zijn. Zonder dat elk moment betekenis moet hebben. Precies omdat het kan, niet omdat het moet.
Dutjes als onderbreking van de vanzelfsprekendheid

Wat zij deden, is meer dan een techniek: het is een gebaar. Een pauze in het lineaire verloop van de dag. Een weigering om mee te gaan in de logica van voortdurende output. Een dutje nemen is dan een daad van creatieve ontregeling. Niet om te rusten, maar om de vanzelfsprekendheid van de dag te breken en ruimte te maken voor iets anders: het onverwachte, het onbedoelde, het betekenisvolle zonder dat je weet waarom.
Misschien ligt daar de echte waarde van het ontwaken: niet in wat het oplevert, maar in wat het opent. Een ruimte zonder doel, waar het denken even mag zweven. Niet als ontsnapping, maar als herinnering aan wat het betekent om eenvoudigweg te zijn, licht, zinloos en tegelijk vol.