Waarom Amerika klaagt over zijn leiders maar ze blijft
kiezen
De Amerikaanse tegenstellingen
De Amerikaanse samenleving kent een diepgewortelde schizofrenie. Enerzijds is er de lofzang op vrijheid, democratie en gelijkheid; anderzijds manifesteert zich voortdurend een harde werkelijkheid van uitsluiting, polarisatie en tegenstrijdige wetgeving. Democraten en Republikeinen breken elkaars beleid systematisch af, immigranten worden tegelijk uitgenodigd en verdacht gemaakt, drugs worden verboden en gedoogd, wapens zijn levensgevaarlijk en toch een grondrecht. Deze tegenstellingen zijn niet louter politieke incidenten, maar uitingen van een cultuur met een dubbelhartige kern.
De Amerikaanse cultuur is niet uit het niets ontstaan, maar uit een poging om het Europese erfgoed te overtreffen. Kolonisten ontvluchtten feodale verhoudingen en kerkelijke machten en wilden laten zien dat zij een samenleving konden bouwen waarin de mens radicaal vrij was. Vrijheid, die in Europa steeds moest worden afgewogen tegen traditie en gemeenschap, kreeg in Amerika een absoluut karakter.
De wortels van vrijheid en eigendom
De filosofische grondslag van de Amerikaanse samenleving ligt bij John Locke, die vrijheid primair verbond aan het recht op eigendom. Vrijheid werd hierdoor vooral de bescherming van het individu tegen de staat en anderen, minder een collectieve verantwoordelijkheid. Deze nadruk creëerde een harde scheidslijn: wie bezit (geld) had, kon zijn vrijheid waarborgen; wie dat niet had, stond buiten de belofte van de ‘American Dream’.
Alexis de Tocqueville wees al op de spanning tussen vrijheid en gelijkheid. In Europa werd vrijheid vaak in evenwicht gebracht door sociale structuren, terwijl in Amerika de vrijheid de boventoon voerde. De uitkomst was een samenleving waarin verschillen niet werden verkleind, maar juist vergroot. Hannah Arendt benadrukte later dat vrijheid pas werkelijk bestaat in pluraliteit en dialoog, maar in de VS kreeg pluraliteit vaak de vorm van polarisatie: kampen die naast elkaar bestaan zonder ontmoeting.
De mentaliteit van de winnaar
De Amerikaanse cultuur is diep doordrongen van het idee dat ‘The Winner Takes All’. Wie wint, heeft recht van spreken en bezit; wie verliest, heeft zichzelf te verwijten dat hij niet sterker of slimmer was. Dit meritocratische denken, scherp geanalyseerd door hedendaagse denkers als Michael Sandel, legitimeert het ontbreken van compassie voor de verliezers. Succes wordt gezien als bewijs van deugd, falen als bewijs van tekortschieten.
De puriteinse interpretatie van het Oude Testament versterkte dit patroon. De kolonisten zagen zichzelf als een "nieuw Israël", uitverkoren en gezegend. Succes werd een teken van goddelijke gunst. Deze religieuze onderstroom koppelde vrijheid aan lotsbestemming en maakte compassie optioneel.
Overblijfselen van de burgeroorlog
De burgeroorlog heeft littekens achtergelaten die tot vandaag voelbaar zijn. Het Zuiden bleef lange tijd agrarisch en behoudend, het Noorden industrieel en vooruitstrevend. De tegenstelling tussen rurale traditie en stedelijke moderniteit leeft nog steeds voort in de politieke kaart van de VS. Steden als Los Angeles en San Francisco vormen uitzonderingen doordat zij, gevoed door migratie, technologie en culturele diversiteit, eerder kosmopolitisch dan nationaal denken.
Het superioriteitsdenken en Europa
Een cruciale factor in het Amerikaanse superioriteitsdenken ligt in de vroege en snelle industrialisatie. Na de onafhankelijkheid stond de jonge natie vrij van feodale structuren en gilden die in Europa vernieuwing vaak afremden. Terwijl Engeland de industriële revolutie op gang bracht, konden de VS de nieuwste technologieën vrijwel onmiddellijk overnemen. Rijkdom aan grondstoffen, massale immigratie en snelle aanleg van spoorwegen maakten het land tot een economische motor.
Deze dynamiek voedde een overtuiging: Amerika was moderner, efficiënter en toekomstgerichter dan de oude Europese mogendheden. Het superioriteitsdenken kreeg een economische basis. Terwijl Europa gebukt ging onder traditie, klassenstructuren en oude instituties, presenteerde Amerika zich als een land waar vooruitgang onbegrensd was. Dat beeld negeerde wel de schaduwzijden: slavernij, uitbuiting van arbeiders en de vernietiging van inheemse culturen. Toch bleef de zelfperceptie bestaan dat Amerika de toekomst belichaamde en Europa het verleden.
Het dubbelzinnige antwoord van autocratisch leiderschap
De Amerikaanse paradoxen die dit essay beschrijft, maken de
samenleving bijzonder kwetsbaar voor de verleiding van autocratisch
leiderschap.
Politicoloog Julia Azari identificeert hierin een specifiek mechanisme: "zwakke partijen met sterke partijgetrouwheid". Ongeveer 55 jaar geleden werden presidentskandidaten nog gefilterd door ervaren politici die achter gesloten deuren beslisten: een ondemocratisch proces dat wel "ongeleide projectielen, gericht op autocratie" tegenhield. De democratische hervorming naar het primaries-systeem heeft partijen hun poortwachter-functie laten verliezen aan media en belangengroepen, terwijl aanhangers tegelijkertijd fanatiek loyaal blijven aan hun partij. Hierin ligt weer een klassieke Amerikaanse paradox: de poging om het systeem democratischer te maken heeft het juist kwetsbaarder gemaakt voor anti-democratische krachten. Deze combinatie is toxisch omdat ze kandidaten doorlaat die niet door ervaren politici zijn gefilterd, maar wel onvoorwaardelijke steun krijgen. Een sterke leider die belooft de chaos te ordenen en de tegenstellingen op te heffen, kan zo aantrekkelijk lijken voor een gepolariseerde natie, juist omdat het systeem zelf hem niet tegenhoudt. Historisch gezien kunnen autoritaire figuren inderdaad bepaalde structurele knelpunten doorbreken: zij kunnen besluitvorming versnellen waar democratische instituties vastlopen in partijpolitieke blokkades, infrastructurele projecten forceren waar lokale belangen dat verhinderen en sociale programma's doordrukken die de meritocratische logica doorbreken. In een land waar Democraten en Republikeinen elkaars beleid systematisch afbreken, kan een autocratische leider de illusie wekken eindelijk "iets gedaan te krijgen".
Weeffout
Maar deze ogenschijnlijke oplossing voor Amerika's weeffouten lijkt veel grotere gevaren met zich mee te brengen. De individuele vrijheid die zo centraal staat in de Amerikaanse identiteit, zou verdwijnen onder autoritair bewind. De pluraliteit die Hannah Arendt als essentieel zag voor werkelijke vrijheid, zou kunnen worden vervangen door uniformiteit onder dwang. Het "Winner Takes All" denken, dat al zo destructief lijkt in de democratie, zou onder een autocratische leider een absolute vorm kunnen krijgen waarbij dissidenten niet langer politieke tegenstanders zijn, maar vijanden van de staat. De religieuze onderstroom van uitverkorenheid zou kunnen worden gemobiliseerd om repressie te rechtvaardigen, terwijl het superioriteitsdenken ten opzichte van andere landen zou kunnen escaleren tot gevaarlijk isolationisme of expansionisme. Uiteindelijk lijkt autocratisch leiderschap dus precies die Amerikaanse eigenschappen die al problematisch waren te verergeren, terwijl het de democratische mechanismen vernietigt die correctie mogelijk maken. De paradox zou zijn dat een natie die zo gehecht is aan vrijheid, door diezelfde obsessie met winnen en sterkte, kwetsbaar wordt voor het verliezen van die vrijheid aan een leider die belooft de ultieme winnaar te zijn.
Zie ook de lange duur waarop “weeffouten” nog vele generaties doorwerken.