Geloofsbelijdenis voor een liefdevolle paradox

Een atheïst gelooft. Hij gelooft dat God niet bestaat. Daar is hij zeker van. Hij heeft misschien geen ongelijk, maar heeft hij wel geduld?

Een agnost vindt dat hij niet kan weten of God wel of niet bestaat. Er zijn ook "dubbele" agnosten die een stap verder gaan en vinden dat niemand kan weten of God wel of niet bestaat. Die mensen zitten (niet oncomfortabel) in een paradox, want om te kunnen weten dat je niet kunt weten of God wel of niet bestaat, moet je toch de mogelijkheid van het bestaan van God veronderstellen. Want wanneer je helemaal niets kan weten over God dan kan je ook werkelijk niets zeggen over het bestaan van God.

Ik ben zo’n agnost die gelooft dat niemand het laatste woord heeft over het bestaan van God. Ik vermoed dat een onpersoonlijke God het universum zo slim in elkaar heeft gezet dat iedereen het bewijs van het bestaan van God kan zien en niemand het kan bewijzen. Iedereen is ook vrij om dit te ontkennen en er zich niets van aan te trekken. Daarmee is in principe ook liefde, vrijheid en evenwaardigheid gecreëerd. Het verklaart ook waarom er tegelijk in een God kan worden geloofd en onrecht kan worden ervaren. Ik ervaar en zie geen tegenspraak, maar een liefdevolle paradox. Ik erken ook dat ik daarvoor geen enkel bewijs heb en geloof dat niemand een sluitend tegenbewijs kan leveren.

In navolging van Spinoza geloof ik in een pantheïstische God die zowel permanent zichtbaar als onzichtbaar is. Het idee dat hogere machten zich van sturing onthouden kan worden gezien als een vorm van deism of pantheïsme, waarbij God of het goddelijke wordt gezien als de schepper van het universum maar zich niet actief bemoeit met de wereld. In deze visie wordt de mensheid gezien als vrij om haar eigen pad te kiezen, zonder dat er een hogere macht is die onze keuzes stuurt of bepaalt.
Sommige filosofen en theologen hebben betoogd dat een dergelijke visie van God en het universum meer recht doet aan de vrije wil en autonomie van de mens. Als er geen externe sturing is van een hogere macht, dan zijn wij vrij om onze eigen keuzes te maken en ons eigen lot te bepalen.

Hoe meer bewijs je zoekt en probeert aan te dragen hoe meer je weerstand oproept bij anderen. God wordt daarmee per definitie uit beeld verdrongen bij hen die vechten om de waarheid. Wie slechts zoekt naar het opruimen van onwaarheden in zichzelf, die draagt voor mij bij aan het uitdrukken van vrijheid en liefde, ondanks hun principiële ongrijpbaarheid. God laat zich horen in innerlijke rust en stilte, geduld en bescheidenheid en toont zich in synchroniciteit, dynamische en statische kwaliteiten.

Ik geloof in een onpersoonlijke God die geen haast heeft, die niet zozeer zes dagen over de Schepping heeft gedaan maar een stuk of zes overgangen heeft geschapen die het leven zoals wij dat nu ervaren mogelijk maakte. Het leeuwendeel hebben we al gehad en mogelijk gaan we nog een deel meemaken (intelligent design). Dat is voor mij doelgerichte evolutie. Van bewustzijn naar energie naar materie naar leven naar samenwerking naar samenleving naar hogere organisatievorm. In dat nog steeds voortgaande proces worden kwaliteiten als schoonheid, liefde en vrijheid gerealiseerd, tegelijk ongrijpbaar en voor iedereen beschikbaar. Dit proces kunnen wij mensen verder helpen ontwikkelen of verstoren, maar dan valt het leven terug naar een lager niveau zonder mensen en wordt het proces weer opnieuw opgepakt en opgezet zonder haast.

Elk levend wezen mag er zijn (heeft een intrinsiek recht op vrijheid) en mag proberen bij te dragen aan de evolutie. Er is geen moeten, want er is in principe vrijheid en liefde beschikbaar voor iedereen. Aan het evenredig verdelen en bewaken voor iedereen, mens en dier, moeten we nog (verder) werken.
 

Lees ook Titus Rivas in "Waarom het absolute agnosticisme over het bestaan van een theïstische scheppergod geen rationele positie is".

Uit een boek van Bruno Borchert over mystiek.
William James zegt van zichzelf:
'hoewel ik zo'n mystiek godsbewustzijn in de meer directe en sterke betekenis niet bezit, toch is er iets in mij wat reageert wanneer ik anderen daarover hoor spreken. Ik herken een diepere stem. Er is iets wat me zegt: daar zit waarheid in …. Ik ben zozeer uit het christendom weggegroeid dat een uiting van mystiek die daarin gevat zit, er eerst weer van losgemaakt moet worden - ik moet door die verstrengeling héén geraken - voor ik kan luisteren. Noem dit als je wilt, mijn mystieke kiem. Het is een heel gewone, veel voorkomende kiem'.