Naast een fysisch geheugen een psychogeen geheugen
Sommige psychologen denken dat hun vakgebied pas een volwaardige tak wetenschap kan zijn als men gedrag en bewustzijn herleidt tot fysiek meetbare processen in het brein. Dit geldt al helemaal voor het geheugen. Velen denken dat het vaststaat dat herinneringen aan wat we meemaken worden opgeslagen in onze hersenen, bijvoorbeeld specifiek in of rond de synapsen tussen hersencellen. Als dit echt waar is, dan ligt een reductie van veel van de psychologie tot de neurologie voor de hand. Bij al onze denkprocessen (en van daaruit ook bij bijna al onze emoties en gevoelens) speelt het geheugen een belangrijke rol. We gebruiken het bijvoorbeeld voortdurend om nieuwe ervaringen te vergelijken met oude ervaringen. Zonder een goed werkend geheugen wordt ons denken verward en onsamenhangend, zoals men bijvoorbeeld kan zien bij patiënten met Alzheimer, Korsakow en dementie. Dit soort aandoeningen toont trouwens aan dat ons geheugen in elk geval beïnvloed kan worden door de gesteldheid van ons brein.
Maar betekent dit ook werkelijk dat ons geheugen herleid kan worden tot zogeheten 'engrammen' in onze hersenen?
Er zijn empirische gegevens die hier tegen pleiten:
- Er zijn kinderen met naar alle waarschijnlijkheid authentieke, verifieerbare herinneringen aan vorige levens. Zulke herinneringen kunnen vroeger, in hun voorgaande incarnatie, niet (alleen) zijn opgeslagen in hun brein, want het brein dat ze toen hadden is inmiddels vernietigd en vergaan.
- Tijdens bijna-doodervaringen oftewel BDE's is er vaak aantoonbaar sprake van een vlak EEG en soms ook van een uitvallen van activiteit in alle andere delen van de hersenen, zoals de hersenstam. Toch kan de BDE-er niet alleen buitenzintuiglijk de fysieke omgeving waarnemen, maar tevens 'extra-cerebraal' nadenken. Zoiets vereist een goed werkend geheugen, dat echter niet kan berusten op de hersenactiviteit die normaal verbonden lijkt aan herinneringsprocessen.
- Er bestaan neurologische anomalieën waarbij iemand geestelijk op een gangbare manier functioneert zonder dat dit in overeenstemming lijkt met de neurologische data, althans wel als je uitgaat van een materialistisch paradigma waarbij de geest volledig 1:1 gebonden is aan de hersenen. Een bekend voorbeeld wordt gevormd door de gevallen van John Lorber van mensen die slechts een fractie van de normale cortex bezaten maar wel 'normaal' functioneerden.
Et cetera.
Daarnaast is er echter ook een analytisch, ontologisch argument te leveren tegen de theorie dat het geheugen volledig neurologisch is. Er bestaat een categorie in ons geheugen dat direct verwijst naar ons subjectieve, kwalitatieve bewustzijn. Namelijk de concepten die betrekking hebben op subjectieve ervaringen zoals 'hevig verlangen', 'de subjectieve ervaring van rood', 'pijngevoel', 'gevoel van blijdschap', 'bewuste gedachten', etc.. Dit soort concepten verwijst direct naar subjectieve, kwalitatieve ervaringen en hun inhoud kan om die reden niet gevangen worden in zuiver fysieke patronen in het brein. Er moet daarom een psychisch geheugen bestaan dat wel ruimte biedt aan dit soort concepten met betrekking tot onze innerlijke beleving. Zo'n psychisch geheugen kan vervolgens alleen zinvol worden gebruikt door een geestelijk wezen dat zelf subjectieve belevingen ondergaat. Er moeten specifiek psychologische wetten bestaan die de wetmatigheden op dit gebied beschrijven en niet reduceerbaar zijn tot neurologische wetten. Veel van ons denken over onszelf als geestelijke wezens wordt aangestuurd door herinneringen aan subjectieve ervaringen en is daarmee psychogeen (voortkomend uit de geest zelf en niet uit hersenprocessen).
Overigens kan een psychisch geheugen in haar functioneren belemmerd worden door interactie met een gehavend brein, maar dat maakt haar zelf niet minder psychisch en haar processen niet minder primair psychogeen. Er is klaarblijkelijk sprake van een wisselwerking tussen een geestelijk geheugen en de hersenen.
De realiteit van een psychisch geheugen vormt een belangrijke theoretische basis voor een echte psychologie, die niet herleid kan worden tot andere wetenschappen. Bovendien is het een voorwaarde voor parapsychologische theorievorming rond leven na de dood, reïncarnatie, en psychologische ontwikkeling over meer dan een leven.
Auteur Titus Rivas, Stichting Athanasia