Hoe harde opvoeding sommigen belemmert in hun denkvrijheden
De koppigheidsfase
Ergens tussen het tweede en derde levensjaar ontdekt een kind dat het een eigen wil heeft. Het is een cruciaal moment in de ontwikkeling: de ontdekking van het zelf als apart van de ander, als handelend subject met eigen verlangens. Ontwikkelingspsychologen noemen dit de autonomiefase. Erik Erikson beschreef het als de fase waarin het kind worstelt tussen autonomie enerzijds en schaamte en twijfel anderzijds.
Hoe ouders op deze fase reageren, heeft volgens onderzoek
langdurige gevolgen. Een kind kan in de autonomiefase te weinig (controlerend) of veel te veel ruimte krijgen (verwaarlozing).
Een kind dat in zijn groeiende zelfstandigheid wordt
ondersteund maar ook begrensd, leert om te gaan met frustraties, grenzen te
stellen en zijn eigen wil te gebruiken als kompas. Maar een kind dat wordt
gebroken, dat leert dat zijn wil iets gevaarlijks is, iets dat moet worden
onderdrukt, ontwikkelt een problematische relatie met zijn eigen handelen.
Wanneer rationaliteit een wapen wordt
Maar er is meer aan de hand, zeker voor meisjes die opgroeiden in gezinnen met dominante vaders en bevoorrechte broers. Voor hen werd het nog gecompliceerder. Want de methode waarmee hun wil werd gebroken, was vaak rationalisatie.
Vader en broer gebruikten logica, argumenten, verstand als wapen. 'Je bent te emotioneel.' 'Denk nou eens logisch na.' 'Stel je niet zo aan.' Het meisje leerde dat rationeel denken en autoriteit mannelijk territorium waren. Dat haar eigen gedachten, haar eigen analyse van de situatie, niet telden. Erger nog: dat ze belachelijk waren.
Zo ontstaat een diepe associatie tussen rationeel denken en vernedering. Het verstand wordt ervaren als het domein van de onderdrukker. Analyseren voelt niet als een hulpmiddel, maar als een gevaar.
De vlucht naar het gevoel
Wat doet een kind dat leert dat haar verstand haar vijand is? Ze vlucht naar het enige terrein dat nog van haar lijkt: haar gevoel. Door zich vooral op emoties te richten en die expliciet tegen het verstand te plaatsen, probeert ze een vorm van autonomie te behouden die niet door de dominante mannen kan worden ingenomen.
Het is een overlevingsstrategie. Maar het wordt een zelfhandicap.
Want door haar eigen analytische vermogen niet te gebruiken, blijft ze gevangen in onmachtsgevoelens. Ze kan haar situatie niet helder evalueren. Ze kan geen oorzaak en gevolg onderscheiden. Ze kan geen patroon herkennen. Ze kan geen strategie ontwikkelen om eruit te komen. Ze is letterlijk opgesloten in de directe ervaring van haar lijden.
Zonder enige abstractie, zonder de mogelijkheid om uit te zoomen naar een meta-niveau, blijf je gevangen in je ellende. Je kunt niet boven je situatie uitstijgen als je weigert er bovenuit te kijken.
Als zelfs je gevoel je in de steek laat
En hier wordt het extra tragisch. Want deze vrouwen willen wel degelijk iets veranderen. Ze zijn niet passief. Ze zoeken naar oplossingen. Maar ze weigeren te analyseren. Ze willen helder voelen, zonder eerst te onderzoeken wat de beste aanpak zou zijn.
Dit lijkt op het eerste gezicht pragmatisch. Niet eindeloos overdenken, gewoon voelen. Maar het is een vals pragmatisme. Want zonder analyse grijpen ze naar willekeurige oplossingen. Die mislukken vaak, want gevoelens kunnen elkaar verdringen of uitdoven. En elke mislukking bevestigt hun gevoel van machteloosheid. De cyclus herhaalt zich.
Het is alsof iemand die verdwaald is in een bos weigert een kaart te bekijken omdat dat 'niet concreet genoeg is' en vervolgens willekeurig blijft rondlopen. De weigering om te analyseren garandeert dat ze machteloos blijven.
Waarom deze weigering?
De weigering om te analyseren is geen luiheid of domheid. Het is een beschermingsmechanisme. Want analyse brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Als je begrijpt wat er aan de hand is en welke opties je hebt, krijg je handelen. Maar handelen betekent ook: je kunt niet meer zeggen 'ik kon niet anders' of 'ik wist het niet'.
En er is nog iets anders. Als een analytische aanpak zou werken, zou dat betekenen dat ze jarenlang onnodig geleden hebben. Dat is een ondraaglijk besef. Blijven falen in hun concrete pogingen houdt het wereldbeeld intact: zie je wel, ik kan niet.
Door te weigeren hun situatie te analyseren, vermijden ze confrontatie met hun eigen handelen. Want als ze zouden erkennen dat ze kunnen kiezen, moeten ze ook erkennen dat ze jarenlang hebben gekozen om niet te kiezen. Dat is de existentiële kern van dit mechanisme.
De zelfbevestigende cyclus
Het tragische is dat dit patroon zichzelf versterkt. Deze vrouwen reageren op situaties zonder ze te analyseren. Ze worden emotioneel, beschuldigend, impulsief. Hun omgeving ziet dit en denkt: zie je wel, hysterisch. Niet serieus te nemen. Precies zoals vader en broer altijd al beweerden.
En deze bevestiging van het beeld maakt hun wantrouwen tegen rationeel denken alleen maar groter. Want kijk: als ze hun verstand gebruiken, worden ze toch niet serieus genomen. Dan kunnen ze maar beter bij hun gevoel blijven.
Zo reproduceren ze nu zelf de dynamiek. Ze spelen de rol die hun werd toegeschreven. Emotioneel. Irrationeel. Hulpeloos. Het is een vorm van cognitieve zelfverminking. Een afsnijden van het eigen denkvermogen als overlevingsstrategie die zijn nut heeft overleefd.
De politieke dimensie
Simone de Beauvoir schreef in 'De Tweede Sekse' hoe vrouwen systematisch tot 'de Ander' worden gemaakt. Hoe ze leren zichzelf te zien door de ogen van mannen en daarmee hun eigen perspectief verliezen. Wat ik hier beschrijf is een specifiek mechanisme van dat grotere proces.
De internalisering van de onderdrukking gaat hier verder dan een beeld van jezelf. Het gaat om de besmet raken van cognitieve instrumenten zelf. Rationaliteit wordt niet alleen geassocieerd met mannelijkheid, het wordt ervaren als vijandelijk. Als iets dat gebruikt werd om je te vernederen.
En daarmee wordt emancipatie niet alleen een kwestie van gelijke rechten of gelijke kansen. Het wordt een kwestie van herstel van cognitieve autonomie. Van het terugveroveren van het recht om na te denken, te analyseren, te begrijpen. Van het herwaarderen van je eigen verstand als hulpmiddel in plaats van als wapen van de vijand.
Niet alleen 'toen'
We zouden kunnen denken dat dit een probleem is van één generatie. Van vrouwen die opgroeiden in de jaren zestig en zeventig, toen de rollen nog zo star waren. Maar dat is te gemakkelijk.Ten eerste zijn er nog steeds gezinnen waar vaders dominant zijn en zonen bevoorrecht worden. De patronen zijn subtieler geworden, maar ze bestaan nog. Ten tweede: de vrouwen die dit meemaakten, kregen zelf kinderen. Trauma wordt doorgegeven. Onbewuste patronen worden gereproduceerd.
En ten derde: deze vrouwen functioneren nu in relaties, in organisaties, in de samenleving. Hun handicap is niet alleen een persoonlijk probleem. Het is een maatschappelijk verlies. Hoeveel intelligentie, hoeveel perspectief, hoeveel probleemoplossend vermogen gaat verloren omdat mensen geleerd hebben hun eigen denkvermogen niet te vertrouwen?
Gaslighting als vervolg
Er is nog een dimensie die het patroon compleet maakt. Vrouwen die op deze manier zijn gehandicapt, zijn kwetsbaar voor een specifieke vorm van misbruik: gaslighting.Gaslighting werkt omdat het slachtoffer gaat twijfelen aan haar eigen waarneming van de werkelijkheid. Maar dat werkt alleen als er al een fundament is van zelfwantrouwen. Als iemand al heeft geleerd dat haar eigen analyse niet te vertrouwen is. Dat ze 'te emotioneel' is, 'overdrijft', 'het verkeerd ziet'.
De vader en broer bereidden het terrein. Een kwaadwillende partner oogst. Het is alsof deze vrouwen erom vragen, maar dat is precies de perversiteit van het mechanisme. Ze vragen er niet om. Ze zijn gemaakt tot iemand die kwetsbaar is voor dit soort manipulatie.
En wanneer ze vervolgens reageren op de gaslighting met emotie in plaats van met analyse, bevestigt dat weer het beeld. Zie je wel: hysterisch, niet rationeel. De cirkel is rond.
Wat nu?
Dit patroon beschrijven is niet hetzelfde als een oplossing bieden. En misschien is er ook geen simpele oplossing. Decennia van conditionering laten zich niet gemakkelijk ongedaan maken.
Maar herkenning is een eerste stap. Begrijpen dat dit geen persoonlijk falen is, maar een systematisch toegebrachte handicap, kan helpen. Het gaat niet om domheid of zwakte. Het gaat om overlevingsstrategieën die eens functioneel waren maar nu in de weg staan.
En misschien kunnen we, door dit mechanisme te benoemen, voorzichtiger worden. Als opvoeders: bewuster van hoe we omgaan met de wilde wil van peuters. Als partners: alerter op patronen van rationalisering en gaslighting. Als samenleving: milder in ons oordeel over mensen die 'emotioneel' of 'irrationeel' lijken.
Het terugveroveren van het denken
Voor wie dit patroon herkent in zichzelf, is er misschien een weg terug. Het begint met het besef dat je verstand niet je vijand is. Dat analyse geen verraad is aan je gevoel, maar een hulpmiddel om je gevoel te begrijpen en ermee te werken.
Het betekent oefenen met kleine dingen. Met het stellen van de vraag: waarom gebeurt dit? Wat is hier aan de hand? Welke patronen zie ik? Niet om het gevoel te negeren, maar om het te plaatsen. Ideaal zal het zijn wanneer ze ervaren dat verstand, gevoel en intuïtie hand in hand kunnen gaan.
En het betekent vooral: mild zijn voor jezelf wanneer die analyse moeilijk voelt, wanneer het oude verzet opkomt, wanneer het lijkt alsof abstractie je vervreemdt van jezelf. Dat verzet is er niet voor niets. Het beschermde je ooit. Nu mag het gaan.


