Nachten van doen en laten
Stel je de mens voor, duizenden jaren geleden, zonder lampen of elektriciteit. De nacht was lang, donker en vaak stil. Werken kon niet meer, jagen was gevaarlijk en reizen was onhandig. Wat overbleef, was het samenzijn. Je zat bij elkaar rond het vuur, vertelde verhalen, zong, of deelde de stilte. Of die uren prettig waren of pijnlijk, hing af van de manier waarop mensen met elkaar omgingen.
Daar, in die lange nachten, werd wellevendheid belangrijk. Respect, humor en weten wanneer je iets moest doen en wanneer juist niet. Het verschil tussen een fijne nacht en een gespannen nacht zat in die balans van doen en laten.
Ook in oude Indiase teksten zie je dat terug. Rond de tijd van de Kāmasūtra ontstond de leer van de vier levensdoelen, de puruṣārthas:
- dharma – leven met plicht en moraal,
- artha – zorgen voor welvaart en bestaanszekerheid,
- kāma – genieten van liefde en verlangens,
- mokṣa – zoeken naar bevrijding of verlichting.
Die vier hoorden bij elkaar. Genot zonder moraal werd leeg. Rijkdom zonder liefde werd koud. En vrijheid zonder verantwoordelijkheid liep uit de hand. Ook in relaties gold dat doen en laten voortdurend moesten worden afgewogen: initiatief nemen of juist ruimte laten, verlangen tonen of stilte respecteren.
Evolutionair gezien is dat geen detail, maar een kern van menswording. Het menselijk lichaam is als het ware “gebouwd” om genot te ervaren, een selectievoordeel. Seksueel plezier activeert beloningssystemen, bevordert bonding en stimuleert herhaling, waardoor partners vaker en langer samenkomen. Een bedreven lover, iemand die weet hoe genot in de ander kan worden opgewekt, vergroot de kans dat relaties stabiel blijven en nakomelingen veilig grootgebracht worden. Op die manier beïnvloedt kwaliteit van intimiteit indirect de overleving en ontwikkeling van kinderen.
Zo worden de lange nachten van millennia geleden een laboratorium van menselijkheid. Wellevendheid, aandacht, empathie en vaardigheid in het opwekken van genot waren bepalend voor harmonie, overleving en voortplanting. De mensheid bleef bestaan niet door brute kracht, maar door het vermogen om samen de nacht draaglijk, soms zelfs mooi, te maken. De Kāmasūtra is daarbij geen seksuele handleiding, maar een gids voor het balanceren van doen en laten, genot en verantwoordelijkheid: een erfgoed van levenskunst dat door de eeuwen heen blijft resoneren.
