Lege voeding die ons toch vervult

Opmerkelijk is dat deze drie bronnen, hoe verschillend ook begrepen, in hun aard iets gemeen hebben met water. Zoals bronwater het lichaam voedt zonder bouwstof of energie te leveren, zo voeden God, natuur en het universum de geest zonder dat ze vastomlijnde en directe antwoorden geven. Ze geven rust, ruimte, stilte.
Water bevat geen calorieën. Toch kunnen we zonder water niet leven. Ons lichaam bestaat er grotendeels uit. Het draagt, transporteert, zuivert. Zo lijken ook God, natuur en het universum te functioneren: niet als datgene wat het leven vormgeeft, maar als datgene waarin het leven kan ontstaan.
Het zijn bronnen van leegte,
maar een leegte die draagt.
In een tijd waarin zingeving vaak gezocht wordt in betekenis, richting, structuur, lijkt het een omweg om te verwijzen naar wat niets “oplevert”. Toch blijkt het steeds opnieuw: ware rust komt niet voort uit volheid, maar uit ruimte. Wie stil wordt in de natuur, wie bidt zonder woorden, of staart in de nachtelijke hemel, ervaart iets wat geen kennis is, maar toch inzicht brengt.
We voeden ons met het lege.
Niet als tekort, maar als bedding.
God, natuur en het universum zijn daarmee geen verklaringen, maar ontmoetingen. Geen kennisobjecten, maar ervaringsbronnen. Net als water zijn ze vormloos, en toch onmisbaar. Ze brengen niets nieuws in ons, maar laten datgene wat al in ons leeft tot rust komen.
En misschien is dat de diepste paradox van het mens-zijn:
dat we pas vol worden wanneer we kunnen ontvangen wat leeg is.