De druk van gewoon moeten doen
Soms zegt iemand goedbedoeld: “Je moet gewoon even doorbijten”. Een korte zin, bijna terloops uitgesproken, als bemoediging. Maar wie het zwaar heeft, kan juist struikelen over de woorden moet en gewoon. Wat een aansporing had moeten zijn, klinkt dan als een verwijt: je moet dóór, het mag niet te ingewikkeld zijn.Die kleine woorden staan niet op zichzelf. Ze ademen een tijdgeest waarin het leven voortdurend iets is om te optimaliseren. We moeten het beste uit onszelf halen, kansen grijpen, altijd vooruit. Stilstand voelt als falen. Moe zijn is verdacht. Geen zin hebben is zwakte. En de boodschap is overal: je hoeft het niet leuk te vinden, als je maar doorgaat.
In die context wordt doorbijten een gebod, geen keuze. En gewoon is dan juist helemaal niet gewoon, maar een ontkenning van hoe ingewikkeld het leven soms voelt.
Het is niet vreemd dat mensen in verzet komen tegen zulke taal. Het verzet richt zich niet alleen op het zinnetje zelf, maar op het gevoel niet gezien te worden, alsof je tekortschiet omdat je moe bent van iets wat anderen blijkbaar zonder moeite doen. Alsof er geen ruimte is voor het erkennen van de zwaarte van de dag.
Tegelijk schuilt er in de gewoonheid ook iets waardevols. Het leven is, in al zijn kleinheid, vol terugkerende dingen: ochtendrituelen, vergeten sleutels, koffie die overloopt, afspraken die niet doorgaan. Wie dat leert dragen zonder voortdurend op iets groters te hopen, ontdekt soms rust in de herhaling. Maar dat is iets wat groeit, niet iets wat je moet kunnen.
In zo’n landschap van woorden en verwachtingen speelt humor een bijzondere rol. Samen lachen om de tragiek van het alledaagse kan bevrijdend zijn. Het relativeert. Het maakt ons medemensen. Lachen om de sok die wéér verdwijnt in de was, om het stukje aardbei die precies op je enige nette broek belandt, kan de zwaarte breken.
Maar humor kent een dunne grens. Als iemand nog midden in zijn worsteling zit, kan een grap ook snijden. Het kan voelen alsof er niet wordt geluisterd, alsof de ernst ontkend wordt, alsof de ander je niet toelaat in je verdriet, maar je eruit wil trekken voordat je er klaar voor bent.
Daarom is het belangrijk dat we de ander niet te snel willen helpen met goedbedoelde raad of relativering. Soms is het genoeg om te zeggen: “Ik hoor je. Het is zwaar”. En dan stil te blijven. Soms is stilte meer steun dan een grap of advies.
In een tijd die steeds harder vraagt om doorgaan, is het misschien juist dapper om te zeggen: “Je hoeft even niets, je mag blijven staan waar je nu bent”. En als er dan toch gelachen wordt, dan graag samen, evenwaardig. Niet lachen om de ander, maar om het leven waarin we allemaal wel eens uitglijden. En dat, hoe stroperig ook, soms even licht kan worden in het delen ervan.
Want gewoon is ook een opgave. Niet alleen omdat het leven vol kleine ongemakken zit, maar ook omdat die gewone dagen -zonder grote hoogte- of dieptepunten- voor sommigen juist ondraaglijk voelen. Wanneer alles blijft zoals het is en er niets meer lijkt te gebeuren, kan de gewoonheid zelf een reden worden om het leven op te willen geven. Precies dan is nabijheid nodig. Iemand die niet zegt wat je moet, maar blijft, ook in het gewone.