Waar ligt de grens?
In het dagelijks leven maken we voortdurend gebruik van elkaar: we vragen om hulp, we werken samen, we geven en ontvangen. Maar wanneer slaat dit gebruik om in iets ongemakkelijks, iets wat schuurt? Wanneer gebruiken we de ander op een manier die niet meer vrij is?
Die vraag raakt aan een grens waar filosofie en levenshouding elkaar ontmoeten.
De ander als middel
Immanuel Kant formuleerde het zo: behandel de ander nooit louter als middel, maar altijd ook als doel op zich. Je mag dus samenwerken of iets vragen, zolang je de ander blijft erkennen in zijn eigenheid en vrijheid. Zodra je over andermans grenzen gaat of zijn stem negeert, ontstaat er iets scheefs.
Martin Buber maakt dat verschil voelbaar in zijn onderscheid tussen de ik–gij-relatie en de ik–het-relatie. In de eerste zie je de ander echt. In de tweede is hij of zij gereduceerd tot iets bruikbaars. Dat is soms functioneel nodig, maar wordt een probleem als het blijvend zo is.
De stille kracht van aandacht
Simone Weil pleitte voor werkelijke aandacht: je eigen wil opzij zetten om de ander te laten verschijnen zoals die werkelijk is. Geen projectie, geen overname. Alleen dan kun je dienstbaar zijn zonder jezelf op te dringen.Ook Emmanuel Levinas sprak over deze gevoeligheid. Voor hem
is de blik van de ander een oproep: een morele verplichting die niet berust op
regels, maar op de oneindige waarde van de ander. Niet omdat jij dat
besluit, maar omdat de ander jou raakt. Die oproep erkennen is het begin van
respect.
De bodhisattva: in de wereld blijven zonder te gebruiken
Binnen het boeddhisme leeft het beeld van de bodhisattva: iemand die verlichting heeft gezocht, maar ervoor kiest in de wereld te blijven zolang er wezens zijn die lijden. Niet uit plicht, maar uit mededogen. Hij of zij gebruikt anderen niet voor spirituele groei. Zelfs dienstbaarheid wordt vrij van gehechtheid beoefend. Dat is de kern: helpen zonder greep.De bodhisattva maakt zich niet meer of minder dan een ander.
Hij is niet heilig, niet verheven, maar aanwezig. Hij luistert. Hij
handelt waar nodig. En hij laat los.
Wie oprecht een ander wil helpen, zal vroeg of laat botsen op de grens tussen helpen en gebruiken. Waar ligt het verschil? Is het gebruik dat ik van een ander maak nog vanzelfsprekend en vrijwillig, of raakt het ongemerkt aan een vorm van nemen? Dat onderscheid vraagt voortdurend aandacht en openheid, ook naar jezelf toe. Misschien is de bodhisattva het woordeloze in jezelf dat wijst naar een horizon voorbij het begrijpen en je juist daarom beweegt tot mededogen zonder bijbedoeling.
Kiezen om niet te gebruiken
Een samenleving waarin mensen bewust kiezen voor dienstbaarheid in plaats van gebruik, vraagt om voortdurende aandacht. Niet met kramp, maar met bewuste ontspanning. Soms ligt het antwoord in iets doen, soms in iets laten. In elk geval begint het met de vraag:
"Doe ik wat ik doe echt voor de ander, of ook een
beetje voor mezelf"?
Die vraag stellen is geen reden om te stoppen, maar juist een uitnodiging om
nog helderder, vrijer en met meer mededogen aanwezig te zijn. Dienstbaarheid
wordt pas krachtig wanneer ze gepaard gaat met bewustzijn en een open hart. Vrijheid
en liefde groeien pas werkelijk waar die vraag wordt gesteld in openheid, in
wederkerigheid en in respect voor (soorten)grenzen.
Laten we dieren in deze overweging niet vergeten.