Over grenzen en eigenheid
Als kind is het lichaam een instrument. Lenig, snel, zonder zelfbewustzijn. Kinderen meten zich met elkaar in rennen en klimmen en het lichaam doet wat nodig is. Niemand is groot of klein, aantrekkelijk of onaantrekkelijk. Het zijn gewoon kinderen die bewegen.

Die breuk tussen kindertijd en volwassenheid is universeel. Maar wat we ermee doen, verschilt.
Grijze muizen en eigenzinnige ouderen
Sommige volwassenen vallen niet op. Ze passen zich aan, volgen patronen, worden onderdeel van het geheel. Anderen blijven zichtbaar eigenzinnig en opvallend in hoe ze zich verhouden tot de wereld. Dat zegt misschien meer over zichtbaarheid dan over innerlijk, maar die zichtbare eigenheid is wel wat intrigeert.
Wat die laatsten anders maakt, is moeilijk te benoemen. Het heeft iets te maken met alert blijven op je eigen processen. Met spanning opzoeken in plaats van vermijden. Met het lichaam serieus nemen, niet als object maar als bron van kennis.
Wat eigenheid niet is
Hier wordt de benadering apofatisch, een woord uit de mystieke traditie dat betekent: verkennen door te zeggen wat iets níet is. Want eigenheid definiëren lijkt haar te missen. En ook die spanning tussen eenheid en gescheidenheid -zijn we verbonden of zijn we individuen?- lost zich niet op door te kiezen. Door te verkennen wat beide níet zijn, wordt duidelijk dat de tegenstelling zelf misleidend is.
Eigenheid is geen narcisme. Het is niet constant in de spiegel kijken naar wie je bent, jezelf cultiveren als project, een identiteit oppoetsen.
Het is geen afzondering. Geen muren optrekken, geen anderen buitensluiten omdat je "jezelf moet zijn".
Het is geen rebellie om de rebellie. Geen reflexmatig tegen de stroom in zwemmen omdat afwijken bewijs zou zijn van authenticiteit.
Het is geen statische toestand. Geen eindpunt waar je aankomt en kunt zeggen: "dit ben ik en zo blijft het".
Het is geen afwezigheid van twijfel. Geen zelfverzekerdheid die nooit wankelt.
Wat verbinding niet is
Verbinding is niet samensmelting waarbij grenzen verdwijnen en je niet meer weet waar jij eindigt en de ander begint.
Het is niet afhankelijkheid. Geen behoefte aan constant gezelschap, geen angst voor alleen zijn.
Het is niet empathie die je onderdompelt. Geen meevoelen tot je verzuipt in andermans emoties.
Het is niet conformiteit. Geen aanpassing aan de ander om conflict te vermijden, geen jezelf wegcijferen voor harmonie.
Het is niet altijd aangenaam. Geen warme cocon waarin alles veilig en begrijpelijk is.
Wanneer grenzen verschuiven
Er zijn momenten waarop de grens tussen gescheidenheid en eenheid verschuift. Dansen is zo'n moment. Het lichaam neemt over, het denken treedt terug en de beweging ontstaat vanzelf, niet omdat je het besluit maar omdat het moet. Je bent tegelijk individu en onderdeel van ritme, muziek, ruimte.
Vrijen kan zo'n moment zijn. Ritmes synchroniseren, grenzen worden letterlijk en figuurlijk overschreden, de gewone afbakening van waar ik eindig en jij begint, vervaagt.
Dromen ook, al kies je die niet bewust. Daar vervagen grenzen tussen binnen en buiten, tussen zelf en ander, tussen mogelijk en onmogelijk.
Wat deze momenten delen: ze zijn niet cognitief. Ze gebeuren niet in taal, niet in denken, maar in het lijf. En ze zijn tijdelijk, je keert altijd terug naar de gewone afbakening, maar met het weten dat die niet absoluut is.
Wat blijft
De vraag is niet: zijn we gescheiden of verbonden? Want beide zijn waar, afhankelijk van perspectief en moment.
De vraag is: hoe verhoud je je tot die spanning? Laat je je meevoeren, of kies je bewust wanneer je grenzen opener zet en wanneer gesloten?
Eigenheid vasthouden is geen recept. Het is geen methode die je kunt volgen. Maar het is ook geen mysterie dat alleen sommigen gegeven is.
Het heeft te maken met alert blijven. Met je lichaam serieus nemen. Met spanning opzoeken in plaats van vermijden. Met bewust pendelen tussen momenten van afstand en momenten van overgave.
Het heeft te maken met niet vastlopen in wie je denkt te moeten zijn, maar ook niet verdwalen in wie anderen denken dat je bent.
Het heeft te maken met observeren -van jezelf, van anderen, van de ruimte daartussen- zonder te oordelen maar ook zonder blind te zijn.
De grens als iets beweeglijks
Misschien is de grens tussen individu en verbinding geen vaste lijn maar iets dat beweegt. Soms harder, soms zachter, afhankelijk van context en keuze.
Je bent geen gesloten systeem. Maar ook geen open veld waar alles doorheen waait.
Je bent iemand die kan kiezen wanneer je open staat en wanneer niet. Die regie voert over de eigen grenzen.
Dat lost niets op. Het is een manier en zaak om ermee te dansen.
Wat opvalt: wie zijn eigenheid behoudt, heeft meer regie over de kwaliteit van de verbinding, zowel naar zichzelf als naar anderen. Juist door niet op te gaan in aanpassing of verwachtingen, ontstaat de ruimte voor echte nabijheid. Eigenheid en verbinding lijken tegengesteld, maar blijken elkaar te versterken. Wie alert blijft op zichzelf, kan bewuster kiezen wanneer hij open staat en wanneer niet. Die regie maakt diepere verbinding mogelijk.
En wie danst, weet dat de beweging zelf het antwoord is.