Leven tussen nabijheid en loslaten
We leven met elkaar, in nabijheid, liefst in verbinding, in tederheid. We raken en worden geraakt. Soms lijkt het leven haast volmaakt: een liefdevolle relatie, een betekenisvolle dag, een onverwacht moment van geluk. Maar midden in die volheid kan iets knagen: een steek van onzekerheid, een gevoel van jaloezie, een glimp van verlies. Alsof het bestaan fluistert: "denk eraan, dit is niet voor altijd".
De Duitse filosoof Martin Heidegger noemde dit ons fundamentele Sein zum Tode: wij zijn wezens die weten dat het ophoudt. Niet alleen het leven eindigt, ook dit moment, deze ontmoeting, deze liefde zal ooit verdwijnen of veranderen. En juist dat besef maakt onze ervaring intens. Zo intens, dat we ze soms haast niet durven voelen.

Toch is er vertrouwen. Geen zekerheid –die bestaat niet– maar vertrouwen als bereidheid om in deze vergankelijkheid te blijven staan. Om te zeggen: "ik weet dat het breekbaar is maar ik kies ervoor het te beleven". Simone de Beauvoir noemde dat het omarmen van ambiguïteit: beseffen dat we nooit helemaal zeker kunnen zijn en tóch verantwoordelijkheid nemen voor hoe we leven, hoe we liefhebben.
Die verantwoordelijkheid beperkt zich niet tot onze naasten. Ze strekt zich uit naar alles wat leeft. Ook dieren delen de kwetsbaarheid van het bestaan. Ze zijn geen bezit, geen decorstukken van ons leven, maar wezens met een innerlijk dat wij niet volledig kunnen doorgronden, zoals wijzelf dat ook niet kunnen bij elkaar. Als we onze verbondenheid serieus nemen, kunnen we niet anders dan erkennen dat ook dieren recht hebben op ruimte, vrijheid en respect.
Het besef dat niets ons volledig toebehoort –niet de geliefde, niet het moment, niet het dier– vormt geen armoede maar juist een verdieping. Wie leert leven met de onzekerheid, leert ook zorgzamer leven. In een evenwaardige verhouding, niet op basis van controle, maar op basis van aandacht.
Misschien is het juist deze spanning die het leven zijn diepte geeft. We leven niet ondanks de onzekerheid, maar dankzij haar. Omdat we weten dat niets blijft, wordt alles betekenisvol. Elk afscheid, elke glimlach, elk woord van liefde draagt de glans van iets tijdelijks.
En zo blijven we bewegen: tussen verbondenheid en alleen-zijn, tussen leven en dood, tussen vreugde en melancholie. Niet om een uitweg te vinden, maar om te leren aanwezig te zijn in het midden van dit alles. Want daar, in die ongrijpbare tussenruimte, leeft wat werkelijk echt is.