Principes en stelregels
De zoektocht naar een universele moraal heeft door de geschiedenis heen veel verschillende richtingen gekend. Twee krachtige en ogenschijnlijk eenvoudige stelregels bieden echter een stevige basis voor morele consensus: de Bijbelse stelregel "wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet" en de seculiere variant "mijn vrijheid houdt op waar die van een ander begint". Beide principes draaien om respect voor de ander en de grens van eigen handelen. Dit artikel verkent hoe deze stelregels samen een fundament vormen voor een universele moraal, ongeacht religieuze of culturele achtergrond.
Wederkerigheid als moreel fundament
De eerste stelregel, afkomstig uit de Bijbel, staat bekend als de Gulden Regel en is geworteld in wederkerigheid: de norm om anderen te behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden. Dit principe overstijgt religie en cultuur en is terug te vinden in vele filosofische en ethische tradities. De kernboodschap is eenvoudig, maar krachtig: het bevordert empathie en reflectie. Door ons in te leven in de ander, dwingt het ons om de gevolgen van ons handelen te overdenken. Als we zelf een bepaalde behandeling niet willen ondergaan, hebben we ook de morele verplichting om diezelfde behandeling te onthouden aan een ander.
Deze regel schept een morele symmetrie die leidt tot een gemeenschappelijk besef van rechtvaardigheid en gelijkheid. Iedereen wil immers met respect behandeld worden, ongeacht verschillen in afkomst, overtuiging of persoonlijkheid. Door dit principe aan te nemen, stellen we als samenleving dat geen enkel individu verheven is boven een ander, wat een cruciale basis vormt voor universeel gedeelde waarden.
Idem dito bij andere culturen
Hoewel de formuleringen anders zijn, ligt bij zowel bij bijvoorbeeld de islam als het taoïsme de nadruk op respect voor anderen en het bevorderen van harmonie in relaties. In de islam is wederkerigheid duidelijk verbonden met geloof en het welzijn van de gemeenschap. In het taoïsme wordt de nadruk gelegd op de natuurlijke harmonie en het niet-doen van kwaad, wat indirect ook een vorm van wederkerigheid is.
"Niemand van jullie heeft geloof totdat hij voor zijn broeder wenst wat hij voor zichzelf wenst."
— (Sahih al-Bukhari 13, Sahih Muslim 45).
"Behandel degenen die goed zijn, met goedheid. Behandel degenen die niet goed zijn, ook met goedheid. Op die manier bereik je goedheid."
— (Tao Te Ching, hoofdstuk 49).
Vrijheid en grenzen
De tweede stelregel "mijn vrijheid houdt op waar die van een ander begint" benadrukt de grenzen van individuele vrijheid in relatie tot anderen. In tegenstelling tot het idee dat vrijheid grenzeloos is, wijst deze stelregel erop dat echte vrijheid alleen kan bestaan wanneer het rekening houdt met de vrijheid van anderen. Dit principe stelt grenzen aan het handelen van individuen en voorkomt dat het recht op zelfbeschikking verwordt tot egoïsme of onderdrukking van anderen.
Deze regel stelt vrijheid en gelijkheid centraal en biedt daarmee een seculier kompas voor morele beslissingen. Het plaatst verantwoordelijkheid bij elk individu om zijn of haar handelen niet alleen te baseren op eigen wensen en verlangens, maar ook op de impact op de ander. Het principe van wederkerigheid komt hier indirect weer terug: je bent vrij om te handelen, zolang je de vrijheid van anderen niet schaadt. Door deze wederzijdse erkenning ontstaat een moreel systeem dat wederzijds respect en vrijheid voor iedereen nastreeft.
De symbiose van beide principes
Wat deze twee stelregels zo bijzonder maakt, is de manier waarop ze elkaar aanvullen. De Gulden Regel leert ons empathie en wederkerigheid: we behandelen anderen zoals we zelf behandeld willen worden. De seculiere regel van vrijheid benadrukt dat deze empathie zich vertaalt naar het respecteren van andermans grenzen. De combinatie van deze twee regels creëert een ethisch systeem waarin individuele rechten en verantwoordelijkheden in balans zijn.
De kracht van deze symbiose ligt in het feit dat beide principes geen specifieke culturele, religieuze of ideologische context vereisen om te werken. Ze zijn direct begrijpelijk en toepasbaar voor iedereen, ongeacht achtergrond. Dit maakt ze bijzonder geschikt als fundament voor een universele moraal.
Een toepasbare ethiek
In de praktijk vraagt het naleven van deze morele regels om een voortdurende afweging tussen persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid ten opzichte van anderen. Dit vraagt niet alleen om individuele reflectie, maar ook om maatschappelijke structuren die deze morele balans ondersteunen. In een wereld waarin globalisering mensen en culturen dichter bij elkaar brengt, is het steeds belangrijker dat we een gedeeld ethisch kader hebben dat uitgaat van wederzijdse vrijheid en respect.
De stelregels bieden hiervoor een solide basis. Door in onze dagelijkse interacties zowel rekening te houden met onze eigen vrijheid als die van anderen, en door ons gedrag richting anderen af te stemmen op hoe wij zelf behandeld willen worden, creëren we een samenleving die gestoeld is op respect, gelijkheid en rechtvaardigheid.
De sleutel tot respectvolle relaties tussen mensen
De combinatie van de Gulden Regel en het principe dat vrijheid begrensd is door de vrijheid van anderen biedt een solide fundament voor een universele moraal. Deze stelregels maken duidelijk dat echte vrijheid en rechtvaardigheid niet alleen gaan over individuele rechten, maar ook over onze verantwoordelijkheid om anderen met respect te behandelen. Samen vormen deze principes een moreel kompas dat eenvoudig te begrijpen is, breed toepasbaar is, en een brug slaat tussen verschillende culturen en overtuigingen.
Door deze stelregels te omarmen, bouwen we aan een samenleving waarin vrijheid en gelijkheid hand in hand gaan en waarin evenwaardigheid en wederkerigheid de sleutel zijn tot respectvolle relaties tussen mensen.