Hoe de Gouden Regel botst met verliesaversie
"Gouden Regel: behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden." Deze eeuwenoude wijsheid lijkt simpel, maar verbergt een fundamentele complexiteit die tot de kern reikt van hoe we morele beslissingen nemen. Want wanneer is iets "doen" en wanneer "laten"? Wanneer behandelen we iemand door actief in te grijpen en wanneer door juist niet(s) te doen (iets te laten)?
De Gouden Regel veronderstelt dat we kunnen bepalen wat goed is voor anderen door te reflecteren op wat goed zou zijn voor onszelf. Maar deze schijnbaar eenvoudige regel wordt gecompliceerd door een fundamentele asymmetrie in hoe we acties versus omissies beoordelen. We ervaren het actief doen van iets als moreel zwaarwegender dan het nalaten ervan, zelfs wanneer de uitkomsten identiek zijn.
Deze asymmetrie wordt nog gecompliceerder wanneer we ons realiseren dat onze eigen verlangens gekleurd worden door verliesaversie: de psychologische neiging om verliezen zwaarder te wegen dan equivalente winsten. Wat wij denken te willen voor onszelf en dus voor anderen, is niet altijd wat objectief het beste is.
Verliesaversie en morele intuïtie
Daniel Kahneman en Amos Tversky toonden aan dat mensen systematisch meer waarde hechten aan het voorkomen van verliezen dan aan het behalen van evenveel winsten. Een verlies van €100 voelt ongeveer twee keer zo zwaar als de vreugde van het winnen van €100. Deze verliesaversie kleurt niet alleen onze economische beslissingen, maar ook onze morele oordelen.Jonathan Baron bouwde hierop voort door aan te tonen hoe deze psychologische eigenschap onze toepassing van ethische principes vertekent. Wanneer we de Gouden Regel toepassen, nemen we onze eigen verliesaversie als uitgangspunt voor wat anderen zouden willen. We denken: "Ik zou willen dat iemand volhoudt na al die investeringen”, en projecteren dit op anderen, zonder te beseffen dat dit misschien niet hun werkelijke belang dient.
Bovendien creëert verliesaversie een vertekening in hoe we "doen" en "laten" definiëren. Stoppen -(los)laten- voelt als een actieve keuze -een "doen"- omdat het betekent dat we bewust onze verliezen accepteren. Doorgaan daarentegen voelt als "laten", het natuurlijke verloop van gebeurtenissen. Deze perceptie maakt stoppen moreel belastender, zelfs wanneer doorgaan objectief meer schade veroorzaakt.
De combinatie van de Gouden Regel en verliesaversie creëert dus een gevaarlijke spiraal: we denken dat anderen zouden willen dat we volhouden (omdat wijzelf dat zouden willen vanwege onze verliesaversie) en we ervaren stoppen als een actieve schending van onze morele plicht jegens hen.
Oorlog: wanneer de Gouden Regel leidt tot meer lijden
Nergens wordt dit mechanisme zo tragisch zichtbaar als in oorlogvoering. Wanneer een conflict eenmaal begonnen is en de eerste slachtoffers zijn gevallen, ontstaat er een morele druk om door te gaan die voortkomt uit een vertekende toepassing van de Gouden Regel.
"We kunnen onze gevallen soldaten niet verraden”, luidt de redenering. "Zij stierven voor dit doel, als we nu stoppen, zijn hun offers zinloos geweest." Deze logica lijkt op het eerste gezicht nobel en gebaseerd op respect voor de overledenen. Maar bij nadere beschouwing toont zich hier de Gouden Regel gekaapt door verliesaversie.
Want zouden die gevallen soldaten werkelijk willen dat er meer levens geofferd worden? Als we hen zouden kunnen vragen -als we de Gouden Regel werkelijk zouden toepassen- wat zouden zij dan zeggen? Waarschijnlijk: "Stop met deze zinloze slachting. Laat mijn dood tenminste betekenen dat anderen gespaard blijven."
De Vietnam-oorlog biedt een schrijnend voorbeeld. President Johnson en later Nixon worstelden met wat historici de "sunk cost fallacy" in oorlogsvoering noemen. Elk jaar van voortzetting werd gerechtvaardigd door de jaren die eraan vooraf waren gegaan. "We hebben al zoveel geofferd, we kunnen niet zomaar opgeven." Maar deze redenering transformeerde wat begon als een misschien wel oprechte toepassing van de Gouden Regel ("we moeten onze bondgenoten steunen zoals we zelf gesteund zouden willen worden") in een machine die meer lijden produceerde dan het voorkwam.
Het perverse aan deze dynamiek is dat stoppen -het daadwerkelijk toepassen van de Gouden Regel door te vragen wat slachtoffers zouden willen- wordt ervaren als moreel verwerpelijk "doen", terwijl doorgaan wordt gezien als passief "laten".
Relaties: de morele complexiteit van loslaten
Dezelfde psychologische mechanismen die landen gevangen houden in zinloze oorlogen, opereren ook in de intimiteit van persoonlijke relaties. Een stel dat jaren heeft geïnvesteerd in hun relatie, dat samen door moeilijke tijden is gegaan, staat voor een dilemma wanneer de liefde is weggeëbd: is het moreel om te stoppen?
"Ik kan hem niet aandoen dat al deze jaren voor niets waren”, denkt de ene partner. "Na alles wat we samen hebben doorgemaakt, verdient zij het dat ik blijf proberen”, overweegt de ander. Ook hier zien we de Gouden Regel in actie, maar vertroebeld door verliesaversie en de doen/laten-asymmetrie.
Want is aanblijven in een relatie zonder liefde werkelijk een daad van liefde? Als we de rollen zouden omdraaien -zoals de Gouden Regel voorschrijft- zouden we willen dat onze partner bij ons blijft uit plichtsbesef, uit angst voor verspilde jaren? Of zouden we willen dat ze ons de vrijheid gunt om geluk te vinden, zelfs als dat betekent dat onze gezamenlijke geschiedenis "verloren" gaat?
Het probleem ligt opnieuw in hoe we definiëren wat "doen" en "laten" is. Uit elkaar gaan voelt als een destructieve daad, we "doen" de relatie kapot. Samen blijven voelt als een natuurlijk "laten", we laten de relatie bestaan. Deze perceptie maakt het beëindigen van een relatie moreel belastend, zelfs wanneer voortzetting beide partners ongelukkig maakt.
Bovendien wordt onze toepassing van de Gouden Regel vertroebeld door onze eigen verliesaversie. We denken dat onze partner zou willen dat we volhouden omdat wijzelf zouden willen dat iemand voor ons volhield. Maar dit negeert de mogelijkheid dat echte liefde soms betekent loslaten, zelfs wanneer dat pijnlijk is.
Wanneer stoppen de ware Gouden Regel is
De tragische ironie van beide situaties -oorlog en relaties- is dat de schijnbaar morele keuze om vol te houden vaak voortkomt uit een fundamentele misinterpretatie van de Gouden Regel. We denken dat volhouden betekent dat we anderen respecteren en hun belangen dienen. In werkelijkheid dienen we vaak onze eigen onvermogen om verliezen te accepteren.
De ware toepassing van de Gouden Regel vereist dat we voorbij onze eigen verliesaversie kijken en ons oprecht afvragen: wat zouden anderen werkelijk willen? Niet wat zouden zij willen vanuit hun eigen angst voor verlies, maar wat zou objectief in hun belang zijn?
Voor oorlogvoering betekent dit erkennen dat doorgaan met een zinloos conflict geen eerbetoon is aan de gevallenen, maar een belediging. De gevallen soldaten zouden waarschijnlijk willen dat hun dood betekenis heeft door verdere slachting te voorkomen, niet door deze te rechtvaardigen.
Voor relaties betekent dit erkennen dat zich vastklampen aan een dode liefde geen daad van devotie is, maar van egoïsme. Onze partner zouden we de vrijheid gunnen om geluk te vinden, zelfs als dat betekent dat onze gezamenlijke geschiedenis "verloren" gaat.
De paradox oplossen vereist een herdefiniëring van wat "doen" en "laten" betekenen. Misschien is stoppen met een destructief patroon niet een daad van verraad, maar van moed. Misschien is loslaten niet opgeven, maar de ultieme daad van liefde.
Moed om te stoppen als morele plicht
De spanning tussen verliesaversie en de Gouden Regel onthult een fundamentele waarheid over de menselijke conditie: onze nobele impulsen kunnen ons misleiden wanneer ze gekaapt worden door onze psychologische beperkingen. De wil om goed te doen voor anderen wordt vertroebeld door onze eigen onvermogen om verliezen te accepteren.
Echte morele moed ligt misschien niet in koste wat kost volhouden, maar in de wijsheid om te erkennen wanneer stoppen de daadwerkelijke toepassing van de Gouden Regel is. Dit vereist dat we onze eigen verliesaversie overwinnen en ons oprecht afvragen: wat zouden anderen werkelijk willen?
In oorlog betekent dit de moed om vrede te sluiten, zelfs wanneer dat voelt als verraad aan de gevallenen. In relaties betekent dit de moed om los te laten, zelfs wanneer dat voelt als het vernietigen van alles wat jullie samen hebben opgebouwd.
Uiteindelijk toont de spanning tussen doen en laten, tussen verliesaversie en morele intuïtie, dat de Gouden Regel meer van ons vereist dan we misschien dachten. Het vraagt niet alleen dat we anderen behandelen zoals we behandeld willen worden, maar dat we ons bevrijden van onze eigen psychologische vertekeningen om te zien wat zij werkelijk nodig hebben.
Soms is de grootste daad van liefde -voor soldaten, voor partners, voor onszelf- de moed om te stoppen.