Rutger Bregman schrijft in de Volkskrant van 24 november onder de titel “De prijs van werk” dat het voortdurend moeten 'managen' van 'je eigen merk' zijn tol eist.
Een citaat.
Wat doet het nieuwe werken met onszelf? Met ons leven? Met de manier waarop we samenleven?
De tijd voor hobby's, muziek, vrienden, familie, kunst, cultuur en sport slinkt in rap tempo. Nederlanders besteden steeds minder tijd aan huisgenoten, vrienden en familie. Niet alleen hebben we het drukker, het onderscheid tussen werk en vrije tijd vervaagt. Als 'manager van je eigen leven' ben je in principe altijd aan het werk, daarmee geholpen door je smartphone.
En alsof dat nog niet genoeg is, heeft de flexibele mens - of deze nu in tijdelijke of vaste dienst is - minder het gevoel een zinvol onderdeel van een gemeenschap te zijn. Kerk, vereniging, partij en vakbond zijn al langer op hun retour. Nu brokkelt ook de laatste zuil van zekerheid, ons werk, in rap tempo af. Het gaat slecht met het 'ons' in Nederland.
Aan deze maatschappelijke teloorgang ligt een hardnekkig mensbeeld ten grondslag. In dit mensbeeld worden zowel studenten als werknemers, flex én vast, tot 'menselijke grondstof' gereduceerd: economische eenheden die zo efficiënt mogelijk moeten worden ingezet.
De woordkeuze van politici, economen en human-resourcesmanagers is veelzeggend. Werknemers zouden 'concurrerende' wezens zijn. Om zichzelf als 'menselijk kapitaal' te kunnen verkopen op de 'arbeidsmarkt' moeten ze in zichzelf 'investeren'. In de 'kenniseconomie' zorgt 'life long learning' ervoor dat zij hun 'concurrentiekracht' behouden. Niet toevallig is in het regeerakkoord afgesproken dat ontslagen werknemers geen vergoeding meer krijgen, maar een 'transitiebudget' voor omscholing. Zelfs de vakbond CNV pleit voor een 'APK' ('Arbeidsmarkt Positie Keuring') voor ontslagen werknemers. Net als een auto in de garage wordt het 'menselijk kapitaal' van de werknemer dan gekeurd door een 'deskundige', die vervolgens een 'verbetertraject' aanbeveelt. De immer concurrerende werknemer moet daar wel zijn best voor doen. 'Wie dat niet doet, moet op de blaren zitten', waarschuwde voorzitter van CNV Jongeren IJmert Muilwijk in deze krant. Mislukken is een kwestie van 'eigen verantwoordelijkheid' geworden.
Aan het eind van het artikel schrijft Bregman het volgende.
Nederlanders zijn jaar in jaar uit, al zo'n drie decennia achter elkaar, minder in staat van 'het goede leven' te genieten. Natuurlijk maakt werk daar een belangrijk onderdeel van uit. Maar minder vrije tijd en minder zekerheid betekenen minder verwondering, minder zorg voor elkaar, minder vriendschap, minder saamhorigheid en minder genieten.
Dat is geen kwestie van 'eigen verantwoordelijkheid'. Het is het resultaat van politieke keuzes.
Tot zover de Volkskrant.
Na de dieren in de bio-industrie zijn nu de werknemers grondstoffen (en "assets") geworden.
Politieke keuzes leidden ertoe dat de belasting daar gehaald wordt waar het geld nog binnenkomt: bij de midden en hogere inkomens. De kleine groep (met de schaapjes op het droge) met grote eigen vermogens hebben die belasting al eens betaald en kunnen nu relatief onbelast daarvan leven. Een belasting op vermogen en het gebruik van grondstoffen en niet op arbeid zou een veel duurzamer en vooral mensvriendelijker samenleving opleveren. Alle bovengenoemde stress wordt verminderd wanneer samenwerken niet meer geld kost maar er voor zorgt dat niemand buiten de boot valt.
Het zou mooi zijn wanneer de kiezer zich wat meer zou realiseren dat zijn eigen angst voor verlies van welvaart hem maakt tot het spreekwoordelijke konijn in het licht van de koplamp. Het is in het belang van een kleine groep kapitaalkrachtigen dat grote groepen werknemers zichzelf in toom houden om de productie draaiende te houden totdat zij overbodig zijn geworden omdat hun werk overgenomen is door machines of arbeiders uit arme gebieden. Die verschuiving is niet het probleem, het probleem is de verdeling van het rendement.
Wil dit eerlijker verdeeld kunnen worden dan zullen Europese en globale bestuurders meer macht moeten krijgen dan zij nu hebben om supranationale ondernemingen en hun flitskapitaal te reguleren. Meer globale samenwerking vraagt ook meer globaal vertrouwen.