De wil tot macht achter de gelijkheidsmoraal

Nietzsche's diagnose: slavenmoraal en ressentiment

Volgens Friedrich Nietzsche ontstond het christelijke (en bij uitbreiding moderne humanistische) gelijkheidsdenken niet uit nobele motieven, maar uit ressentiment: de omgekeerde wraakzucht van degenen die zich machteloos voelden.

De oorspronkelijke "meesters" legitimeerden hun macht door hun eigen kracht en voortreffelijkheid. Maar degenen die deze macht niet bezaten, de slaven, keerden de waarden om: macht werd "slecht", nederigheid werd "goed" en lijden werd verheven tot deugd. Op deze manier transformeerden zij hun zwakte in morele superioriteit.

Deze dynamiek herkennen we vandaag nog steeds. De moderne gelijkheidsdenker zegt in feite het volgende. "Wij zijn nederig genoeg om ieders gelijkwaardigheid te erkennen, terwijl jullie arrogant genoeg zijn om hiërarchieën te accepteren. Daarom zijn wij moreel superieur." Het is een briljante omkering waarbij de claim op nederigheid zelf wordt gebruikt als basis voor superioriteit.

De priesterlijke functie

Nietzsche identificeerde een specifiek type mens dat hij de "priester" noemde - niet noodzakelijk religieus, maar iedereen die macht uitoefent door anderen een slecht geweten aan te praten. Deze figuur beweert te spreken namens universele waarden (God, waarheid, gelijkheid), maar gebruikt deze claims feitelijk om controle uit te oefenen over anderen.

In de moderne context zien we dit terug bij degenen die anderen beschuldigen van "onbewustzijn" over sociale onrechtvaardigheid. Zij nemen de priesterlijke rol op zich door te bepalen wat moreel acceptabel is, wie "ontwaakt" is en wie nog in "onwetendheid" verkeert. Hun universalistische boodschap wordt een instrument van particularistische macht.

De wil tot macht achter gelijkheidsidealen

Nietzsche's kernstelling is dat alle menselijke gedrag, inclusief ogenschijnlijk altruïstische idealen, uiteindelijk voortkomt uit de "wil tot macht": de fundamentele drang om controle en invloed uit te oefenen. Ook gelijkheidsdenken is hiervan een uiting.

Wanneer iemand strijdt voor dierenrechten, vrouwenrechten of raciale gelijkheid, kan dit oprecht gemotiveerd zijn door compassie. Maar tegelijkertijd bevestigt deze strijd hun eigen identiteit als moreel superieur wezen. Zij krijgen sociale status, intellectuele bevrediging en een gevoel van betekenis door hun "verheven" standpunten. De gelijkheidsclaim wordt zo een maskering van de eigen wil tot macht.

De genealogie van moraal

Nietzsche's "genealogische methode" -het onderzoeken van de historische en psychologische oorsprong van waarden- is hier bijzonder relevant. Hij zou vragen: waarom ontstond precies in onze tijd deze obsessie met gelijkheid? Wie heeft er belang bij? Welke machtsverhoudingen worden erdoor gelegitimeerd of uitgedaagd?

Vanuit dit perspectief is de moderne gelijkheidsbeweging niet zozeer een ontdekking van eeuwige waarheden, maar een historisch contingente ontwikkeling die bepaalde groepen macht geeft over anderen. De academici, activisten en opiniemakers die deze waarden promoten, verwerven erdoor culturele autoriteit en sociale status.

Nietzsche voorspeld

De evolutie van het begrip "woke" illustreert Nietzsche's analyse bijna perfect. Het begon als een oproep tot bewustzijn over sociale onrechtvaardigheid, schijnbaar een universalistisch ideaal gericht op gelijkheid voor iedereen. Maar precies zoals Nietzsche zou hebben voorspeld, transformeerde dit snel in een nieuwe vorm van priesterlijke macht.

De nieuwe priesterklasse

Degenen die zichzelf als "woke" beschouwden, namen de rol van moderne priesters op zich. Zij bepaalden wat moreel acceptabel was, wie "ontwaakt" was en wie nog in "onbewuste" zonde verkeerde. Hun universalistische boodschap werd een instrument van particularistische macht: zij waren de verlichten die anderen moesten bekeren.

De oorspronkelijke boodschap van gelijkheid transformeerde geleidelijk in een nieuwe vorm van superioriteit. Wie de juiste terminologie niet gebruikte, de verkeerde vragen stelde of de verkeerde boeken las, werd gediskwalificeerd als "problematisch" of "onbewust" of nog effectiever: volledig genegeerd. Dit negeren is misschien wel de meest verfijnde vorm van priesterlijke macht: degene die wordt genegeerd bestaat simpelweg niet meer in de morele gemeenschap.

Nietzsche zou deze strategie hebben herkend als de ultieme uiting van ressentiment. In plaats van direct te confronteren -wat zou suggereren dat de tegenstander het waard is om mee te discussiëren- wordt hij uit de sociale realiteit gewist. Het is een vorm van symbolische doodstraf: je bent zo moreel minderwaardig dat je niet eens de moeite van een reactie waard bent. Dit is precies wat Nietzsche bedoelde met de priesterlijke strategie: macht uitoefenen niet alleen door anderen een slecht geweten aan te praten, maar door hen uit de gemeenschap van "fatsoenlijke mensen" te bannen.

Het ressentiment van de reactie

De "anti-woke" reactie volgt eveneens Nietzsche's patroon. Degenen die zich bedreigd voelden door de nieuwe moraal, ontwikkelden hun eigen vorm van ressentiment. Zij keerden de waarden om en maakten van hun "onbewustzijn" een deugd: zij waren de "gewone mensen" tegenover de "elitaire wokies", de "realisten" tegenover de "idealisten".

Beide kampen claimen het universalisme maar praktiseren particularisme. De woke-beweging roept op tot gelijkheid maar creëert nieuwe hiërarchieën tussen bewusten en onbewusten. De anti-woke-beweging verdedigt "gewone waarden" maar voelt zich superieur aan de "wereldvreemde" elite. Allebei zijn uitingen van wat Nietzsche de wil tot macht noemde, alleen gemaskeerd als morele principes.

Voorbij Nietzsche's cynisme


Erkenning van beperkingen

Nietzsche's analyse is briljant maar kan leiden tot cynisme: als alle moraal uiteindelijk machtsstrijd is, waarom dan nog proberen? Misschien ligt de oplossing niet in het ontkennen van ons streven naar macht en superioriteit, maar in het bewust erkennen ervan.

We zouden kunnen accepteren dat we allemaal "beperkte universalisten" zijn: universalistisch binnen onze eigen morele en intellectuele kaders, maar particularistisch in onze houding naar andere kaders toe. Deze eerlijkheid zou paradoxaal genoeg kunnen leiden tot meer oprechte tolerantie. Door te erkennen dat ook wij geneigd zijn tot superioriteitsdenken -en dat dit misschien onvermijdelijk menselijk is- kunnen we bewuster omgaan met onze vooroordelen.

De Nietzscheaanse uitdaging

Nietzsche zou ons uitdagen om eerlijk te zijn over onze motieven. Waarom willen we echt gelijkheid? Uit pure altruïsme, of omdat het ons een goed gevoel geeft over onszelf? Omdat het juist is, of omdat het ons sociale status oplevert? Deze vragen zijn oncomfortabel, maar alleen door ze te stellen kunnen we voorkomen dat onze edelste idealen corrumperen.

De kunst is om onze wil tot macht te kanaliseren op constructieve manieren. In plaats van anderen te diskwalificeren als "onbewust" of "achterlijk," kunnen we streven naar intellectuele excellentie in onze argumentatie. In plaats van morele superioriteit te claimen, kunnen we ons richten op het daadwerkelijk verbeteren van de wereld.

De kunst van genuanceerd superiorisme

In plaats van te streven naar een onmogelijk volledig universalisme, zouden we kunnen werken aan wat we "genuanceerd superiorisme" kunnen noemen: een Nietzscheaanse eerlijkheid over onze eigen motieven gecombineerd met intellectuele nederigheid.

Dit houdt in dat we onze overtuigingen serieus nemen en verdedigen, maar dit doen vanuit wat Nietzsche "intellectuele redelijkheid" zou noemen in plaats van morele arrogantie. We kunnen geloven dat onze standpunten beter zijn dan die van anderen, zonder onze tegenstanders als mindere mensen te beschouwen. We erkennen onze eigen wil tot macht, maar proberen deze op nobele wijze uit te oefenen.

Dit vereist een subtiele maar cruciale verschuiving: van het beoordelen van mensen naar het beoordelen van argumenten, van het diskwalificeren van personen naar het bekritiseren van posities, van morele verontwaardiging naar intellectuele discussie.

Een Nietzscheaanse les

Het dilemma tussen universalisme en superioriteitsdenken is niet oplosbaar in absolute zin, het is een inherente spanning in het menselijk denken die Nietzsche al perfect diagnosticeerde. Zijn analyse leert ons dat onze edelste morele impulsen altijd vervlochten zijn met onze wil tot macht, onze behoefte aan superioriteit, onze drang om anderen te controleren.

De waarde van Nietzscheaanse eerlijkheid

Maar deze erkenning hoeft niet tot cynisme te leiden. Integendeel, Nietzsche's eerlijkheid over menselijke motieven kan ons helpen om authentieker en effectiever te zijn in ons streven naar een betere wereld. Door te accepteren dat we allemaal gedreven worden door de wil tot macht, kunnen we deze drive constructiever kanaliseren.

In plaats van onszelf voor te liegen dat we puur altruïstisch handelen, kunnen we erkennen dat we strijden voor gelijkheid omdat het ons voldoening geeft, omdat het onze identiteit bevestigt, omdat het ons een gevoel van betekenis en superioriteit verschaft. En dat is oké, zolang we dit bewust doen en niet ten koste van intellectuele eerlijkheid.

De kunst van nobele machtsuitoefening

De uitdaging is om vast te houden aan onze overtuigingen zonder onze medemensen te verachten, om te strijden voor rechtvaardigheid zonder ons verheven te voelen boven anderen, en om universele waarden te promoten zonder in priesterlijke arrogantie te vervallen. Het is wat Nietzsche zou noemen: de kunst van nobele machtsuitoefening.

Dit vereist een subtiele maar cruciale verschuiving: van het beoordelen van mensen naar het beoordelen van argumenten, van het diskwalificeren van personen naar het bekritiseren van posities, van morele verontwaardiging naar intellectuele discussie. We mogen onszelf superieur voelen -Nietzsche zou zeggen dat dit onvermijdelijk is- maar we moeten dit superioriteitsgevoel verdienen door excellentie in denken en handelen, niet door morele zelfverheffing.

In deze Nietzscheaanse erkenning van onze eigen wil tot macht ligt paradoxaal genoeg misschien de kiem van werkelijke wijsheid: de moed om onze eigen motieven onder ogen te zien, de eerlijkheid om onze superioriteitsbehoeften te erkennen en de discipline om deze constructief in te zetten voor wat we als waardevol beschouwen. Het is een delicate balans, maar misschien wel de meest essentiële vaardigheid voor een pluralistische samenleving waarin verschillende vormen van de wil tot macht naast elkaar moeten bestaan.