Waarom bestaat onrecht als er een God is?

Het beeld van God dat veel mensen hebben is van iemand die er voor zorgt dat alles goed komt. Omdat niet alles goed gaat in het leven en iedereen weleens onrecht ervaart is het logisch dat mensen twijfelen of er eigenlijk wel een God is. En die twijfel wordt vervolgens gevoed door de observatie dat niemand kan bewijzen dat God bestaat en dat degenen die daarvoor gestudeerd hebben ook vaak niet duidelijk kunnen uitleggen hoe het nu met God zit.
In dit artikel wat inzichten die het begrijpelijk zouden kunnen maken waarom het toch logisch is dat er een God kan zijn en er onrecht bestaat. Voor degenen die zich moeite willen besparen: hier wordt niet de waarheid gepreekt of de indruk gewekt dat de schrijver de waarheid in pacht heeft. Wat doorlezen wel kan opleveren is een acceptatie dat bepaalde antwoorden niet anders kunnen worden geformuleerd.

God is transcendent en immanent

Wat wil dat zeggen? Letterlijk betekent het dat God de realiteit, uit te drukken in taal, overstijgt en blijvend is. Het betekent ook dat God niet sterfelijk is en ook niet de eigenschappen heeft van een levend wezen of je moet het antwoord accepteren dat God manifest (zichtbaar) is in alle levende wezens, mens, dier en plant. Deze vorm van zowel alom aanwezig als afwezig zijn, maakt dat God transcendent is en we het bestaan van God niet bewijzen of verwerpen kunnen. We kunnen hoogstens geloven. God is ongrijpbaar en tastbaar tegelijk. Het gaat figuurlijk ons begrip te boven. Het helpt om jezelf te realiseren dat wij mensen projecteren: we willen graag denken dat wat we zien echt is.

Je kunt met God communiceren, maar God laat zich niets gezeggen. Dat betekent dat de antwoorden mogelijk niet direct herkenbaar tot je komen.

God als schepper heeft geen haast

Weliswaar wordt in de Bijbel gesteld dat God de wereld in zes dagen heeft geschapen, maar deze bewering in deze vorm is niet in overeenstemming met wetenschappelijke inzichten over de evolutie. De oerknal was pakweg 14 miljard jaar geleden en sinds die tijd is er van alles geëvolueerd, maar de omstandigheden waren 10 miljard jaar ongunstig voor leven. Het leven op aarde bestaat pakweg 4 miljard jaar en van de menselijke soort wordt gezegd dat deze 200.000 jaar geleden is afgesplitst van een met een apen gemeenschappelijke voorouder. Er zijn dus vele generaties aan ons voorafgegaan die allemaal een klein stapje in ontwikkeling hebben (mee)gemaakt. Wij zijn nu in een vorm waarbij we veel tijd, energie en kennis hebben verworven om ons de vraag te stellen of de ontwikkeling een kwestie van toeval is of door God gestuurd. We hebben nog steeds niet het definitieve antwoord.

Wat zeggen gezaghebbende anderen?

Hoe sluit bovenstaande aan bij grote denkers uit het verleden? Een denker die zich ook bezig heeft gehouden met de vraag uit de titel was de Duitse filosoof Schelling (1775-1854). Schelling was studiegenoot van Hegel.
In het zomernummer 2022 van Filosofie Magazine schrijft Michel Dijkstra over hem.

Twee citaten over vrijheid die mij aanspreken.
Citaat 1.

Schellings holistische natuurfilosofie vormt het uitgangspunt van zijn denken over vrijheid. Hij heeft felle kritiek op zijn tijdgenoten, die dit begrip uitsluitend als keuzevrijheid invullen. Zo’n vrijheidsopvatting beperkt dit begrip tot de mens, terwijl Schelling in zijn natuurfilosofie voor elk ding in het universum, inclusief dieren, planten en levenloze zaken, ‘een vrij en bijzonder leven’ eist.
Tot zover het eerste citaat.

In deze opvatting van Schelling over vrijheid begint al een kiem van een boodschap op te duiken. Wanneer God in de schepping gezorgd heeft voor een vrij en bijzonder leven voor elk wezen dan hoort daar ook bij dat er roofdieren en prooidieren zijn in een soort balans. Het begint al op een vorm van onrecht te lijken dat het ene wezen een ander wezen doodt. Maar elk dier dat gezond en alert leeft komt meestal weg van ziektes en roofdier en kan leven in vrijheid voor zolang als het duurt. Vrijheid zou je een kwaliteit van het leven kunnen noemen die in de evolutie langzaam vorm heeft gekregen. En de vorm van vrijheid is voor elk levend wezen anders, ook binnen de mensheid. Iedereen koestert zijn vrijheid, maar wij mensen zijn ons weinig bewust dat we het dieren nauwelijks gunnen, hoogstens vanuit onverschilligheid.

De evolutie van vrijheid

Vrijheid zou je een kwaliteit kunnen noemen die gaandeweg de evolutie steeds meer vorm krijgt. Het is een kostbare, maar gratis meegekregen eigenschap, waarop elk levend wezen recht op heeft, zo zou je met Schelling kunnen zeggen.

Citaat 2.
Om iets over de menselijke vrijheid te zeggen, moet je volgens Schelling eerst proberen God te doorgronden. Dit omdat God alles mogelijk maakt. Hij overstijgt alle dingen, maar is tegelijkertijd de mogelijkheidsvoorwaarde voor alle dingen.
Schelling definieert het pantheïsme als het aanwezig zijn van God in alle dingen. Daarbij doemt er echter een groot filosofisch en theologisch probleem op, want God wordt traditioneel als ultiem goed omschreven. Hoe is het dan mogelijk dat Hij het kwaad in de wereld toestaat? Hiermee komen we in een tegenspraak terecht. Dit probleem, ook wel theodicee genoemd, is binnen Schellings denken extra prangend omdat hij God als noodzakelijke grond of het fundament van de werkelijkheid beschouwt. De conclusie moet dus wel zijn dat het kwaad noodzakelijkerwijs bestaat en dat God ook slecht is.
Schellings antwoord op de theodicee is subtiel. Hij vertrekt vanuit de gedachte dat niets kan bestaan zonder zijn tegendeel. Bijvoorbeeld: ‘Als het “nee” er niet was, zou het “ja” geen kracht hebben’. Dit gaat ook op voor goed en kwaad: zonder het kwade zou het goede krachteloos zijn. Vandaar dat je volgens Schelling zowel goed als kwaad in het vrijheidsbegrip moeten opnemen: de mens kan voor beide kiezen. Toch kun je God niet simpelweg ‘slecht’ noemen omdat Hij deze keuze voor de mens mogelijk maakt. Dat komt, stelt Schelling, door deze paradox: de natuur, waartoe ook de mens behoort, heeft een fundament dat tegelijkertijd in God ligt én onafhankelijk van Hem is.
Schellings oplossing voor deze paradox is dat de mens wel onafhankelijk van God moet zijn, omdat hij anders niet vrij is. Zo laat Schelling zien hoe de tegendelen ‘vrijheid’ en ‘noodzakelijkheid’ samen kunnen gaan. Concreet houdt zijn opvatting in dat God het licht van het goede aan de mens geeft, maar dat de mens door zijn egoïsme voor de duisternis van het kwaad kan kiezen. Op die manier ligt de oorsprong van het kwaad bij het schepsel en niet bij de Schepper.
Tot zover Michel Dijkstra.

Hoe aan te kijken tegen onrecht?

Terug naar de vraag uit de titel. We kunnen de vraag niet sluitend beantwoorden, maar het antwoord wel aanvoelen. Wanneer vrijheid vorm krijgt, krijgt ook onrecht een kans. Wij mensen vinden het lastig om voortdurend alert te zijn hoe het er met onze vrijheid voorstaat. We willen allemaal vrij zijn, maar graag op een comfortabele manier en we hopen dat de samenleving zo wordt ingericht dat onrecht zo veel mogelijk wordt voorkomen en zo niet, dat het snel wordt recht gezet. We willen niet afhankelijk zijn van een ongrijpbare God en vinden het lastig om zo te leven dat recht wordt gedaan aan zo mogelijk levensvormen die op aarde leven. We willen ons daar niet alsmaar mee bezighouden. Wat we kunnen doen is zelf ook een beetje te transcenderen en ons aan te sluiten bij dat wat immanent is: dat we allemaal evenwaardig zijn in ons recht op een vrij en natuurlijk leven. We kunnen vanuit dat inzicht weten hoe we moeten leven, hoe we de samenleving kunnen inrichten. We kunnen hetzelfde van anderen vragen of eisen, want het recht op vrijheid is wederkerig. Voor wie de logica van het belang van vrijheid inziet, is de vraag uit de titel niet meer van belang.

Bronnen

Filosofie Magazine zomernummer 2022. De mystieke vrijheidsdenker door Michiel Dijkstra p 46.

Filosoof Schelling over het wezen van vrijheid (bol.com).