Een oud Bijbelverhaal met actuele boodschap

Het Paradijsverhaal

Sommige verhalen werden duizenden jaren doorgegeven omdat er een kern van waarheid in zit die leerzaam kan zijn voor jong en oud. Een concept als ego was nog niet benoemd, maar de negatieve gevolgen van het hebben van te veel ego werd al wel aangevoeld. Denk aan de Toren van Babel of het verhaal van Icarus.
Dit essay gaat over het Paradijsverhaal, het verhaal uit Genesis van de slang die Adam en Eva verleidde tot het eten van de boom van goed en kwaad. En in dit ene zinnetje zitten al zo veel onwetenschappelijke, surrealistische elementen dat het logisch is dat er van de zeggingskracht weinig over is. Hoezo zou er een boom bestaan met vruchten waarvan je zou kunnen eten en vervolgens kennis kunnen hebben van wat goed is en wat slecht is? Hoezo kan een slang een mens verleiden? Wat moet ik denken van de volgorde dat eerst Eva werd verleid en dat vervolgens Adam door Eva werd verleid? Een kansloos verhaal voor onze tijd, zo lijkt het. Toch schrijven we heden ten dagen nog mensen af omdat we menen te weten wat goed en kwaad is.

In dit essay wil ik de boodschap van het paradijsverhaal actualiseren

Twijfels door de literaire vormgeving versluieren de inhoudelijke waarde van het verhaal. Duizenden jaren geleden veronderstelden mensen dat er een bovenwereld zou bestaan waarin alles wat in het ondermaanse niet zo aangenaam is, juist wel prettig is. Een paradijselijke bovenwereld waarin mensen en dieren vreedzaam samenleefden en waarin de dood niet bestond. Hoe mooi is dit beeld als vooruitzicht dat je zou kunnen verdienen door op de juiste manier te leven? Religieuze leiders vertelden deze verhalen om mensen een hoop te geven dat het aardse lijden niet voor niets zou zijn. Echter de scheidslijn tussen liefdevol hoop bieden en kwaadaardig manipuleren is dun.

De neiging om te oordelen

In de verhalen werd een paradijs geschetst waarin twee bomen een rol speelden als verklaring voor het bestaan van een eeuwig prettig leven. Die twee bomen heetten de Boom des levens en de Boom van goed en kwaad. Wanneer je de vruchten at van de boom des levens dan kon je niet dood gaan. In de christelijke theologie wordt de Boom des Levens soms gezien als een voorafbeelding van Jezus Christus, die de mogelijkheid biedt voor eeuwig leven door middel van zijn dood en opstanding. In het christendom wordt geloofd dat de mensheid eeuwig leven kan verkrijgen door geloof in Jezus Christus.

In het latijn hebben het Kwade en een appelboom dezelfde naam: “Malus”. God had de mens verboden om appels te eten van de boom van goed en kwaad. Eten daarvan zou de mens op gelijk niveau met God brengen. Alleen goden mochten absolute kennis hebben van wat goed is en wat niet. God kon en mocht daarover oordelen. Het is te verwachten dat mensen duizenden jaren geleden in de verleiding waren om te oordelen over een ander die zich niet aan de tien geboden hield. Net als nu hadden mensen vroeger de wens om zich omhoog te worstelen ten koste van anderen. Een hoge status verhoogde de kans op een aangenaam leven en op aantrekkelijke nakomelingen. Nog steeds gaan we in competitie om onze positie op de “apenrots” te verbeteren. 

De moderne psychologie heeft het over de sociale vergelijkingstheorie. We zijn relatief tevreden wanneer we het idee hebben dat we niet onderaan op de trap van de apenrots staan of dat ieder ander het beter lijkt te hebben. We willen ons onderscheiden en gezien worden zonder dat er op ons wordt neergekeken. Je mag een mening over mij hebben, maar schrijf mij niet af.
Met het paradijsverhaal wilden geestelijke voorgangers waarschuwen dat wanneer we onze neiging niet wilden inzien om te oordelen over anderen dat we dan niet meer zouden leven in het paradijs. We zouden van eenheid vervallen in tweeheid. De slang in het verhaal had wel verteld over de voordelen van de boom, maar niet over de nadelen. Adam en Eva werden zich na het eten van de appel onverwacht bewust alle dualiteit, waaronder van hun naaktheid (hun seksualiteit) en werden door God als straf verdreven uit het paradijs. Ze konden niet meer bij de boom des levens en waren gedoemd sterfelijk te zijn en konden als mensheid alleen nog overleven via hun kinderen. De term zondeval heeft hier haar oorsprong.

Zondeval en dualiteit

De mens erfde de gevolgen van het begaan van de eerste zonde en verviel tot lijden in een duale wereld buiten het paradijs.

In de christelijke traditie wordt de zondeval beschouwd als de oorsprong van de dualiteit tussen goed en kwaad, die de mensheid scheidt van God en van elkaar. Door te streven naar spirituele groei en verlossing kan de mensheid zich bevrijden van deze dualiteit en terugkeren naar eenheid met God.

In het boeddhisme wordt het idee van het ego of het individuele zelf beschouwd als een illusie die ons gevangen houdt in de cyclus van wedergeboorte en lijden. Door het ontwikkelen van wijsheid en mededogen, en door het overstijgen van het ego, kan men uiteindelijk de staat van verlichting bereiken, waarbij men zich bewust is van de onderlinge afhankelijkheid van alle dingen en de illusoire aard van het individuele zelf.

Politiek en onderdrukkende religie

Toen het christendom opkwam in de omgeving van Rome in de eeuwen na het begin van de jaartelling had de liefdevolle christelijke boodschap om je naaste(n) te behandelen zoals je zelf wilde te worden behandeld nog weinig politieke lading. De eerste christenen werden liefdeloos onderdrukt. De latere Romeinse machthebbers zagen steeds meer de potentie van religie als bindende factor om de volkeren binnen hun rijk te weerhouden om onderling slaags te raken. Religie kan grenzen overstijgen, niet alleen letterlijk, maar belooft ook het overstijgen van de grens tussen leven en dood. We vier(d)en het nog met Pasen. Volkeren vochten niet alleen om vrij te kunnen leven, ook uit de overtuiging dat een ander volk tot slaaf mocht worden gemaakt. Slaven maakten het leven van de overwinnaar gemakkelijker. Een vreedzaam samenleven tussen overwonnen volkeren onder leiding van Rome zou de machthebbers goed uitkomen.
Nadat de eerste christenen eerst decennia werden onderdrukt (ze leefden meestentijds letterlijk ondergronds in catacomben of werden in het Colosseum voor de leeuwen geworpen) werd het christendom na verloop van tijd de officiële staatsreligie met het Vaticaan zelfs als autonoom “hoofdkwartier” binnen de stadsgrenzen van Rome. In de 4e eeuw was het Romeinse Rijk in een staat van crisis, met interne problemen zoals politieke instabiliteit, economische problemen en militaire bedreigingen van buitenaf. Keizer Constantijn de Grote zag het potentieel van het christendom om het rijk te verenigen en stabiliseren. Door het christendom te omarmen, kreeg de keizer de steun van de christelijke kerk en haar volgelingen, wat bijdroeg aan het creëren van eenheid en het verminderen van religieuze verdeeldheid binnen het rijk.

Religie en economische macht

Een andere ontwikkeling in de laatste millennia, die van invloed is geweest op de politieke vertaling van oude Bijbelse boodschappen, is de opkomst van de landbouw. Door verschuiving van jagen en verzamelen naar de landbouw was er meer voedselzekerheid en minder migratie. Maar er was ook een groot gevolg voor de sociale verhoudingen. Was er onder jagers en verzamelaars grote gelijkheid in het verdelen van voedsel en daarmee sociale gelijkheid, door de opkomst van de landbouwcultuur kwam ook bezit op als sociale factor en daarmee als bron van ongelijkheid. Die ongelijkheid had allereerst tot doel om het bezit te beschermen. Immers welke boer wil een heel jaar werken om vervolgens de oogst te delen met onbekenden die daaraan niet hadden bijgedragen? En zo werd een geld- en rechtssysteem opgetuigd die het aantrekkelijk maakte om te investeren in bezit en landbouw. Eer naar werk. Het maakte ook dat in de samenleving uiteindelijk na machtsmisbruik door geestelijken een besluit moest worden genomen over de scheiding van kerk en staat. Er werd lang gedelibereerd over het verschil van inzicht over hoe dat nu moest worden geregeld. Immers geestelijken zouden kennis hebben van hoe God het bedoeld heeft en mensen met bezit hadden grote invloed op het welzijn van burgers. De kerk werd een onderdrukkende rol verweten door geloof te verweven met kapitaal. “Houd jij ze dom, dan houd ik ze arm”. In het Vaticaan werd besloten dat geestelijken een gelofte van armoede moesten afleggen en een celibatair leven moesten leiden zodat hun inzet niet gemotiveerd zou worden door zelfverrijking en afleiding met wereldse zaken als een gezin opvoeden. Ook was er bij de dood van geestelijken nauwelijks of geen erfenis meer te verdelen die tot scheve gezichten kon leiden.

Paradijselijk leven in evenwaardigheid

De voortdurende verwarring door de vermenging van politieke machtsbelangen en kerkelijke sociale motieven zorgen er mede voor dat hoe de samenleving georganiseerd werd nooit transparant wordt besproken. We zijn nog steeds niet in staat om elkaar als evenwaardig tegemoet te komen en samen te werken om de aarde voor mens en dier leefbaar te houden.
Met dankbaarheid en bescheidenheid komt een paradijselijk leven dichterbij. Heel langzaam daalt het non-duale bewustzijn in dat wanneer je alles en iedereen wilt beheersen dat dan dat wat je zoekt en wilt je juist ontglipt.

Niemand heeft de waarheid in pacht. Vrijheid van meningsuiting is een recht. We weten dat snel en ondoordacht oordelen onverstandig is. Over het algemeen zou het echter verstandig zijn voor mensen om zich bewust te zijn van hun eigen beperkingen en de mogelijkheid te overwegen dat hun oordeel over wat goed en slecht is, niet noodzakelijkerwijs absoluut of definitief is. Het kan daarom waardevol zijn om open te staan voor verschillende perspectieven en kennis te blijven vergaren om beter te begrijpen wat goed en slecht is in verschillende situaties.

Met technologische ontwikkelingen lijken we een paradijselijk leven dichterbij te kunnen brengen. We dromen soms over eeuwig jong blijven of over onsterfelijk zijn, letterlijk of figuurlijk. Wat we blijvend over het hoofd lijken te zien is dat we in het nu paradijselijk kunnen leven door ons bewust te zijn van onze neiging om te oordelen en mensen in de kou te laten staan door ze af te schrijven.