Je ne suis pas Charlie

Terreur slaat dood, letterlijk en figuurlijk. Wie met terreur wordt geconfronteerd heeft even niet de tijd en rust om adequaat te reageren. Bij kleine gespannen situaties schiet je soms een humoristische reactie te binnen, die de spanning ontlaadt, maar wanneer het gaat om gewelddadige handelingen voort komen uit religieuze overwegingen moeten we voorzichtiger zijn.
Emoties strijden om voorrang: stel ik een daad of accepteer ik ontzetting en verdriet? Er is niet één woord om wat er in je omgaat uit te drukken.
De een gaat uit solidariteit met de vermoorde redactieleden lopen met de leuze “je suis Charlie” en een ander maakt een tweet of een Facebookpagina met “#nietmijnislam”. “Je suis Charlie” is positief (het is “iets wel”, bijvoorbeeld solidariteit) maar weinig zeggend. Geef je daarmee aan dat je het met alles van het satirische blad eens bent? Weet je wel genoeg over hun opvattingen? Vermoedelijk niet, maar vermoord worden om jouw mening gun je niemand.
“Niet mijn islam” is negatief (in de zin van “het is iets niet”) maar wel veelzeggend. Het is veelzeggend, omdat hoe iemand zijn religie beleeft een persoonlijke zaak is, waarvan je vindt dat het niet een ander dwingend kan en mag worden opgelegd. En dat druk je bijvoorbeeld uit met “terreur is niet mijn religie”.

Over het motief van de terroristen kun je zeggen dat het (ondanks hun claim dat zij verbonden zijn met een terroristische organisatie) vooral een persoonlijke daad is. In de claim zit een poging tot rechtvaardiging van de daad. Het is een "ego ding", een vage aanduiding van het fenomeen dat mensen dingen zeggen en doen vanuit een verondersteld ego.
Er is te veel overlap met religie om deze bron van motivatie niet te negeren. Het mag zo zijn dat de "ware islam" dit soort daden niet aanmoedigt, het zijn "onware vertegenwoordigers van de islam" die mensen aanmoedigen om de Koran zo uit te leggen dat terreur gerechtvaardigd lijkt. En dat geldt voor alle religies. Religies beogen te verbinden, niet te verblinden en te verstikken.
Je kunt vinden dat terroristen een gewelddadige dood verdienen, maar dan is het onmogelijk om later de vraag te stellen naar het motief. Daders mogen zwijgen en sommigen doen dat heel lang, maar daders die tot het inzicht komen dat geen enkele overtuiging geweld rechtvaardigt, zouden de samenleving toch helpen met het accepteren van afwijkende meningen en culturen. Het zou ook bijdragen aan begrip van het proces van misleiding. Nu de daders dood zijn kan iedereen zijn eigen interpretatie van het motief tot geweld projecteren op de gijzelnemers. Het gevaar is dat gelovigen uit subculturen het slachtoffer worden van het onvermogen om dit leed te benoemen of het onmogelijk maken een genuanceerde reactie te geven.

Bij terreur en heftige emotionele gebeurtenissen kun je niet direct optimaal communiceren. Een stille tocht is dan logisch. Woorden schieten tekort, je bent sprakeloos en voelt je machteloos, maar wilt wel wat doen. Applaudisseren is vreemd en ongemakkelijk. Slachtoffers helden noemen is over de top.
Het is de kunst om ook na verloop van tijd, wanneer je de woorden wel te beginnen op te komen, de moed te verzamelen om een constructief gesprek te voeren. En dat hoeft helemaal niet alleen op fora waar wereldproblemen worden besproken, het kan ook in het gewone leven door het inzicht te integreren in de manier waarop we onze mening geven, namelijk door bij absolute oordelen weg te blijven.
“Het is niet wit, het is niet zwart, maar in de kleur van mijn hart” (tekst Frank Boeyen). In deze tekst komt iets wezenlijks naar boven door het juist niet te benoemen.