Binnen de theoretische psychologie wordt soms een theoretische eenheid nagestreefd zoals die zou gelden binnen de natuurwetenschappen. Het zou volgens sommigen een teken van onvolwassenheid zijn dat er wezenlijk verschillende psychologische scholen bestaan, zoals het cognitivisme, het sociaal constructivisme, de hedendaagse varianten van het behaviorisme, de analytische psychologie, erfgenamen van de psychoanalyse, de humanistische psychologie en de transpersoonlijke psychologie. Hier zit volgens mij een denkfout achter, namelijk dat de verschillen tussen psychologische scholen vooral te maken hebben met concentratie op een bepaald deelaspect van de psychologie. De scholen zouden volgens deze visie lijken op de blinden uit het bekende verhaal (toegeschreven aan diverse tradities) die allemaal slechts één orgaan van een olifant zouden waarnemen zonder het geheel te kunnen overzien. Volgens deze visie zou je in feite alleen maar de verschillende onderzoeksresultaten hoeven te combineren en eventueel nog een gemeenschappelijke taal moeten ontwikkelen en de eenwording ligt binnen handbereik. Deze metafoor wordt wel eens gebruikt als basis voor een interreligieuze dialoog, waarbij alle godsdiensten (slechts) een deel van de waarheid verkondigen.
Zo simpel is het echter niet als we het over wetenschappelijke scholen hebben. Naast verschillen in aandacht voor bepaalde verschijnselen en een eigen jargon, bestaan er ook nog verschillen in filosofische uitgangspunten, die te maken hebben met mensbeeld (antropologie), het beeld van dieren en het lichaam-geest probleem (uit de philosophy of mind). Zo is de humanistische psychologie bijvoorbeeld onverenigbaar met een reductionistisch materialistische visie. Anderzijds wijzen het behaviorisme en het cognitivisme bijvoorbeeld parapsychologische data doorgaans bij voorbaat van de hand omdat ze niet te rijmen zijn met hun filosofische uitgangspunten. Dit alles levert grote verschillen in theorievorming op die een duidelijk wijsgerige achtergrond hebben.
Volwassenheid in theoretische zin wil bij wetenschappen als de psychologie daarom niet zeggen dat je streeft naar eenheid en daarbij de wijsgerige verschillen gewoon over het hoofd ziet. Het betekent juist dat je de pluriformiteit als onvermijdelijk accepteert, omdat de onderliggende verschillen geen empirische (vakwetenschappelijke) maar filosofische achtergrond hebben. Natuurlijk kun je de filosofische uitgangspunten zelf ter discussie stellen, maar binnen de wetenschap in kwestie, is theoretische verscheidenheid een gevolg van filosofische vrijheid.
Iets dergelijks geldt ook voor deelgebieden, zoals bijvoorbeeld het parapsychologisch onderzoek naar een leven na de dood. Afhankelijk van filosofische uitgangspunten bestaan ook hier verschillende theorieën over, zoals dat er een persoonlijk overleven is of dat er alleen in onpersoonlijke zin iets van iemands psyche overblijft.
Zie ook:
- Hebben dieren een bewustzijn?
Titus Rivas