Hoe natuurkundige taal psychologische projectie verhult

De versluiering bij energie-taal

"Die persoon heeft zo'n negatieve energie." "Hij zuigt me helemaal leeg." "Zij straalt echt positieve energie uit."

We kennen deze uitdrukkingen allemaal. We gebruiken ze, we begrijpen wat ermee wordt bedoeld, we knikken instemmend wanneer iemand ze uitspreekt. Er zit een directe herkenbaarheid in: sommige mensen laten ons inderdaad uitgeput achter, terwijl anderen ons lijken op te laden. De metafoor voelt intuïtief juist.

Maar juist die vanzelfsprekendheid maakt deze manier van spreken problematisch. Want wat presenteren we eigenlijk als een objectieve waarheid over een ander, is in werkelijkheid iets heel anders: een subjectieve beleving die we hebben verpakt in quasi-wetenschappelijke taal. We lenen de neutraliteit van de natuurkunde om onze psychologische projecties gezag te geven.

Dit blog bespreekt die verwarring: hoe een neutraal natuurkundig begrip wordt gekaapt voor psychologische doeleinden, wat dat maskeert en waarom helderder taalgebruik niet alleen nauwkeuriger is, maar ook ethischer.

Energie is neutraal vermogen

In de natuurkunde is energie een van de meest fundamentele begrippen. Het is het vermogen om arbeid te verrichten. Een gespannen veer bevat potentiële energie. Een rijdende auto heeft kinetische energie. Een brandend stuk hout geeft warmte-energie af. Elektriciteit is een vorm van energie. Al deze verschijningsvormen kunnen worden gemeten, berekend en omgezet.

Wat energie in de natuurkunde vooral is: neutraal. Een batterij is niet positief of negatief geladen in morele zin (ook al spreken we over positieve en negatieve elektrische lading, wat iets heel anders betekent). Zwaartekrachtenergie is niet goed of slecht. De energie die vrijkomt bij kernsplijting kent geen intentie. Energie is simpelweg daar, meetbaar, objectief, zonder oordeel.

Deze neutraliteit is cruciaal. Natuurkundige grootheden beschrijven de werkelijkheid zonder er betekenis aan toe te kennen. Een steen die van een berg rolt heeft kinetische energie, ongeacht of die steen iemand raakt of onschadelijk in een meer belandt. De energie zelf draagt geen morele lading.

Hoe fysica psychologie werd

Ergens in ons taalgebruik is deze natuurkundige term gemigreerd naar het psychologische domein. We zijn "energie" gaan gebruiken als metafoor voor iets dat we ervaren in menselijke interacties. Iemand "geeft ons energie" of "kost ons energie". Een ruimte kan een "goede" of "slechte energie" hebben. Bepaalde mensen "stralen energie uit". We voelen ons "op stoom" of juist "leeggelopen".

Op zichzelf is het gebruik van metaforen niet problematisch. Sterker nog, metaforen zijn onmisbaar om abstracte innerlijke ervaringen te communiceren. Het probleem ontstaat wanneer we vergeten dat het om een metafoor gaat en we de term gaan behandelen alsof deze dezelfde objectieve, meetbare status heeft als in de natuurkunde.

Wanneer iemand zegt "die persoon heeft negatieve energie", doen we alsof we iets objectiefs over die persoon constateren, vergelijkbaar met "die persoon is 1.80 meter lang". We lenen de autoriteit van de natuurwetenschap om onze subjectieve indruk gewicht te geven. De term "energie" suggereert iets dat buiten onszelf bestaat, iets dat meetbaar en vast is, iets dat de ander heeft of is.

Maar dat is het niet. Het is een beschrijving van wat er in ons gebeurt wanneer we met die persoon in contact zijn.

Projectie beschermt ons tegen zelfreflectie

Wanneer we zeggen "die persoon heeft negatieve energie", gebeurt er iets opmerkelijks. We voelen iets -ongemak, spanning, uitputting- en in plaats van te zeggen "ik voel me gespannen in zijn aanwezigheid", maken we er een eigenschap van de ander van: "hij heeft negatieve energie". Het subject van de zin verschuift handig van ik naar hem.

Dit is projectie: we plaatsen iets dat binnen in ons gebeurt, naar buiten. En dat doen we niet omdat we gemeen zijn, maar omdat het ontzettend praktisch is. Want zodra we erkennen "ik word moe van deze persoon", ontstaan er lastige vragen. Waarom eigenlijk? Wat is het precies in zijn gedrag? Raakt hij een gevoelige plek? Moet ik hier een grens stellen? Ben ik misschien zelf ook een beetje veeleisend? Of juist te toegevend?

Dat zijn vragen die om zelfreflectie vragen en laten we eerlijk zijn: zelfreflectie is vermoeiend. "Hij heeft negatieve energie" daarentegen is heerlijk definitief. Klaar. Het probleem is gelokaliseerd en het zit niet in mij.

Het merkwaardige is: diezelfde persoon kan door iemand anders compleet anders worden ervaren. Wat jij als "zwaar" of "negatief" ervaart, vindt een ander misschien juist verfrissend nuchter. Wat jou uitput, geeft een ander energie. Als we allemaal naar dezelfde objectieve "energie" keken, zou dat niet kunnen. Maar we kijken natuurlijk niet naar een eigenschap van die persoon, we beschrijven hoe wij in relatie tot die persoon functioneren.

Door de natuurkundige term te lenen, omzeilen we die relativiteit. We doen alsof we een universele meting verrichten, terwijl we gewoon onze eigen thermometer aflezen.

Wat deze verwarring aanricht

Deze manier van spreken heeft gevolgen die verder reiken dan je op het eerste gezicht zou denken.

Om te beginnen maakt het eerlijk gesprek lastig. Stel: iemand zegt tegen je "jij hebt zo'n negatieve energie". Wat kun je daar dan mee? Het is abstract, ongrijpbaar en voelt vooral als een veroordeling van wie je bent. Je kunt je er niet tegen verweren, want hoe bewijs je nu dat je géén "negatieve energie" hebt?

Toch is het wél feedback, zij het slecht geformuleerde. De communicatieleer leert ons dat je negatieve feedback het beste kunt ontvangen door nieuwsgierig te blijven en door te vragen naar het concrete. "Wat bedoel je precies? Kun je een voorbeeld geven van een moment waarop je dat ervaarde?" Zo help je de ander om van dat vage etiket naar een specifieke observatie te komen. Van "jij bent negatief" naar "toen je gisteren meteen begon te benoemen wat er allemaal mis kon gaan, voelde ik me ontmoedigd". Dát is iets waar je mee aan de slag kunt.

Zonder die concretisering leidt het gesprek nergens toe, of erger nog, vindt het helemaal niet plaats.

Daarnaast blokkeert het zelfontwikkeling. Zolang de verklaring is "die persoon zuigt me leeg", blijven bepaalde vragen buiten beeld. Waarom ben ik zo kwetsbaar voor dit gedrag? Waarom stel ik geen grens? Waarom blijf ik investeren in iets dat me niet goed doet? Die vragen zijn misschien ongemakkelijk, maar wel de enige manier om iets te veranderen aan wat er gebeurt. "Hij heeft negatieve energie" is een verklaring die niet verklaart en zeker niets oplost.

En dan is er nog het effect op anderen. Wanneer we in gezelschap zeggen "zij heeft zo'n negatieve energie", creëren we een etiket dat blijft plakken. We beïnvloeden hoe anderen over die afwezige persoon gaan denken. En omdat het zo vaag is -wat is "negatieve energie" precies?- is het ook moeilijk te weerleggen. Het wordt een diffuse reputatie zonder concrete grond.

Misschien wel het grootste verlies: we verliezen de vaardigheid om genuanceerd te denken en te praten over wat er werkelijk gebeurt tussen mensen. We vervangen observatie door oordeel, en helderheid door vaagheid. Ons vermogen om scherp te kijken naar menselijke dynamiek wordt minder, juist doordat we denken dat we iets scherps zeggen.

Het is bijna grappig: door de schijnbaar precieze taal van de natuurkunde te lenen, worden we juist minder precies. We versluieren wat we bedoelen in plaats van het helder te maken.

Neem verantwoordelijkheid voor je beleving

Wat zou er gebeuren als we onze taal aanpassen? Als we stoppen met het projecteren van onze innerlijke toestand op anderen en in plaats daarvan simpelweg benoemen wat er in ons gebeurt?

In plaats van "hij heeft negatieve energie" zou je kunnen zeggen: "Ik voel me gespannen na gesprekken met hem". Of: "Ik merk dat ik uitgeput raak van deze interacties". Of: "Haar manier van communiceren maakt me onrustig".

Het verschil lijkt klein, maar is fundamenteel. Je neemt verantwoordelijkheid voor je eigen ervaring. Je erkent dat het om jouw beleving gaat, niet om een objectieve waarheid over de ander. En je opent ruimte voor vervolgvragen: waarom voel ik me zo? Wat triggert dit precies? Wat heb ik hier nodig?

Dit betekent niet dat de ander geen aandeel heeft. Misschien is zijn gedrag inderdaad grensoverschrijdend, misschien communiceert zij werkelijk op een manier die bij veel mensen weerstand oproept. Maar door te beginnen bij je eigen ervaring, kun je daar veel preciezer over worden. "Wanneer je meteen allerlei tegenwerpingen noemt voordat ik mijn verhaal af heb, voel ik me niet gehoord" is een heel ander gesprek dan "jij hebt zo'n negatieve energie".

Het eerste nodigt uit tot dialoog. Het tweede sluit af.

En misschien ontdek je, door zo te spreken, ook dingen over jezelf. Dat je gevoelig bent voor een bepaalde toon. Dat je moeite hebt met directheid. Dat je behoefte hebt aan meer ruimte in gesprekken. Dat je je grenzen helderder moet maken. Die zelfinzichten zijn waardevol, maar ze komen alleen beschikbaar als je stopt met naar buiten te wijzen.

Reageer constructief wanneer anderen projecteren

En dan zijn er momenten waarop jij niet degene bent die wordt besproken, maar waarop iemand in jouw aanwezigheid over een ander begint: "Hij heeft echt zo'n negatieve energie" of "Zij zuigt me helemaal leeg".

Dit zijn interessante momenten. Je bent geen partij in de relatie tussen die twee mensen, maar je bent wel degene die deze projectie hoort en mogelijk bevestigt of juist ter discussie stelt. Wat kun je doen?

Uitnodigen tot concretisering. In plaats van mee te knikken ("Ja, dat heb ik ook bij hem"), kun je nieuwsgierig doorvragen: "Wat merk je precies in contact met hem”? “Kun je een voorbeeld geven?" Dit helpt de ander om van het vage etiket naar een concrete ervaring te komen.

Van oordeel naar ervaring. Je kunt zachtjes het verschil benoemen: "Dus jij voelt je uitgeput na jullie gesprekken" in plaats van "Ja, hij is inderdaad zwaar". Het eerste erkent de ervaring van de spreker, het tweede bevestigt het etiket op de afwezige derde.

Ruimte maken voor nuance. Zonder de ander tegen te spreken of te corrigeren, kun je ander perspectief toevoegen: "Grappig, ik heb hem altijd als erg helder ervaren" of "Ik vraag me af of hij zich daarvan bewust is". Dit voorkomt dat een eenzijdig beeld ontstaat.

Uitnodigen tot zelfreflectie. Soms kun je voorzichtig vragen: "Wat denk je dat het triggert bij jou?" of "Heb je weleens met hem gesproken over hoe zijn manier van communiceren op je overkomt"? Dit zijn geen verwijten, maar uitnodigingen om breder te kijken dan alleen naar de ander.

Geen schuldvraag. Het gaat hier niet om het aanwijzen van iemand als dader of slachtoffer, maar om het helpen verhelderen van wat er werkelijk speelt. Misschien heeft de ander een punt. Misschien is het gedrag van die derde persoon inderdaad lastig. Maar zelfs dan helpt het om daar concreet over te zijn in plaats van te vervallen in vage etiketten.

Het belangrijkste is misschien wel dit: door niet automatisch mee te gaan in de projectie, help je de taal in je omgeving helderder maken. Je laat zien dat het kan: \praten over wat er echt gebeurt, in plaats van labels plakken op mensen die er niet bij zijn om zich te verweren.

Een oproep tot helderder spreken

We leven in een tijd waarin we steeds meer bewust worden van hoe taal werkelijkheid vormgeeft. We leren dat woorden macht hebben, dat ze inclusief of vernederend kunnen zijn, dat ze ruimte scheppen of juist afsluiten. Dit essay pleit voor diezelfde aandacht, maar dan toegespitst op hoe we over elkaar en onze ervaringen spreken.

"Negatieve energie" is een kleine uitdrukking met grote gevolgen. Door natuurkundige neutraliteit te lenen voor psychologische oordelen, creëren we de illusie van objectiviteit waar subjectiviteit speelt. We ontlopen verantwoordelijkheid voor onze eigen ervaringen. We vervangen concrete observatie door vage etiketten. En we maken gesprek moeilijker in plaats van makkelijker.

Het alternatief vraagt iets van ons: de moed om te erkennen dat wat we voelen van ons is, de discipline om concreet te benoemen wat we waarnemen en de nieuwsgierigheid om te onderzoeken waarom iets ons zo raakt. Dat is lastiger dan een etiket plakken. Maar het is ook eerlijker, helderder, en uiteindelijk veel vruchtbaarder.

Energie, in natuurkundige zin, is neutraal. Laten we proberen om in psychologische zin hetzelfde te bereiken: niet neutraal in onze gevoelens -die mogen er zijn, in al hun intensiteit- maar wel neutraal in onze toekenning ervan. Niet "jij bent negatief", maar "ik ervaar spanning". Niet "hij zuigt me leeg", maar "ik raak uitgeput in deze interactie".

Het is een klein verschil in formulering. Maar het maakt alle verschil in wat er daarna mogelijk wordt.