Emancipatie over de grenzen van soort en ras heen

Waarom de verworpenen der aarde niet alleen mensen zijn

Frantz Fanon is honderd jaar geleden geboren, maar zijn ideeën zijn opnieuw actueel. In een wereld waarin mensen steeds nadrukkelijker hun stem laten horen tegen racisme, ongelijkheid en machtsmisbruik, klinkt ook Fanons stem weer op. Zijn denken over koloniale onderdrukking, geweld, en de psychische effecten van racisme beïnvloedt nog altijd denkers als Houria Bouteldja en Achille Mbembe.

Maar Fanon sprak niet over dieren. Hij richtte zijn woede op het geweld dat mensen mensen aandoen. Toch is het de vraag of we zijn inzichten kunnen en moeten uitbreiden. Kunnen we de onderdrukking van dieren begrijpen als een volgende laag in de geschiedenis van morele uitsluiting?

Fanon schreef over mensen die gedehumaniseerd zijn. Lichamen die bestaan, maar niet tellen. Bouteldja spreekt van revolutionaire liefde, een liefde die verder reikt dan liberale tolerantie en echt bereid is om macht af te staan. Mbembe beschrijft de necropolitiek: de macht om te bepalen wie leeft en wie sterft.

Wie bepaalt dat ook dieren, in miljoenen tegelijk, mogen sterven zonder dat we dat als moreel probleem erkennen?

De bio-industrie, dierproeven, de visserij, het vermaak met dieren, het zijn systemen waarin niet wordt gevraagd of het leven dat eraan wordt onttrokken waarde heeft, maar of het functioneel is. Dieren staan buiten onze politieke gemeenschap en morele cirkel. Ze worden nauwelijks als ‘anderen’ erkend, laat staan als gelijken. Ze worden niet uitgesloten van de menselijke waardigheid, ze worden er nooit toe toegelaten.

Toch lijkt er iets te veranderen. Steeds meer mensen stellen vragen bij het vanzelfsprekende onderscheid tussen mens en dier. De stemmen die spreken over dierenrechten, dierenemancipatie en zelfs over intersoortelijke solidariteit klinken luider dan ooit. Misschien omdat we beseffen dat de manier waarop we dieren behandelen iets zegt over ons vermogen tot empathie, rechtvaardigheid en vrijheid.

Het doortrekken van deze gedachte naar dieren is niet bedoeld om de strijd voor menselijke waardigheid te verdringen. Integendeel. Juist door te zien hoe het uitsluiten van het dier lijkt op eerdere vormen van onderdrukking, verdiepen we ons begrip van macht, hiërarchie en ontmenselijking. Het maakt de roep om menselijke gelijkwaardigheid niet zwakker, maar sterker, omdat we haar in een bredere morele context durven plaatsen.

Wie zich inzet voor het welzijn van dieren, oefent zich in het zien van wie niet gezien wordt. In het erkennen van evenwaardigheid voorbij nut. Dat is dezelfde blik die nodig is in de strijd tegen racisme, armoede en achterstelling. Daarom is het geen toeval dat een partij als de Partij voor de Dieren haar mededogen voor dieren koppelt aan een consequent standpunt over mensenrechten, klimaatrechtvaardigheid en antiracisme. Niet als bijzaak, maar als dezelfde beweging.

Misschien is het tijd om te erkennen dat ook dieren verworpenen der aarde zijn. En dat wie werkelijk gelooft in bevrijding, in radicale evenwaardigheid, ook daar verantwoordelijkheid neemt.