Kunstmatige intelligentie en de vraag naar grondrechten

De overheid moet de burger beschermen tegen misbruik

Met de opkomst van geavanceerde kunstmatige intelligentie (AI) worden gesprekken steeds vaker gevoerd tussen mens en machine, waarbij de menselijke gesprekspartner soms niet meer zeker kan zijn of hij met een mens of een computer communiceert. Deze ontwikkeling roept niet alleen technische en ethische vragen op, maar ook fundamentele kwesties over de rechten en verantwoordelijkheden van AI-systemen en de instanties die ze aanbieden.

Grondrechten voor levende wezens

Hubot: menselijke robot

Grondrechten zijn historisch gezien ontwikkeld om de fundamentele vrijheden en (even)waardigheid van levende wezens, en met name mensen maar ook dieren of een uniek natuurgebied, te waarborgen. Het toekennen van dergelijke rechten aan AI roept een filosofisch en juridisch dilemma op. Machines, hoe geavanceerd ook, missen bewustzijn en gevoelens zoals we die toekennen aan levende wezens. Ze zijn ontworpen, gebouwd en geprogrammeerd door mensen en blijven daarmee instrumenten, geen subjecten.
Machines lijken wel bewustzijn te hebben en gedragen zich onmiskenbaar intelligent, maar missen morele consideratie. Je kunt in de vergelijking zelfs zo ver gaan dat het schijnbare bewustzijn van AI net zo emergent is als dat van mens en dier. Wat machines vertonen, wordt soms aangeduid als 'schijnbewustzijn': een verschijnsel dat lijkt op menselijk bewustzijn, maar geen innerlijke beleving heeft. Zelfs als het gedrag van een machine mensachtig overkomt, ontbreekt de subjectieve ervaring die mensen uniek maakt.
Het idee om grondrechten toe te kennen aan AI lijkt logisch, maar is het niet. Grondrechten zijn gebaseerd op het idee van autonomie en morele verantwoordelijkheid, iets wat machines fundamenteel niet hebben. Een AI kan zeer geavanceerde beslissingen nemen, maar doet dat altijd binnen de parameters van haar programmering en zonder het vermogen tot introspectie of ethische overwegingen. Het toekennen van rechten aan machines zou niet alleen de waarde van deze rechten uithollen, maar ook verwarring scheppen over de verantwoordelijkheden die we als samenleving dragen voor de technologie die we ontwikkelen.
Menselijke waarde is geworteld in ons vermogen tot empathie, relaties en morele keuzes. Machines missen deze intrinsieke kwaliteiten. Hoewel we machines kunnen ontwerpen die functioneel beter zijn dan mensen in bepaalde taken, blijft hun waarde instrumenteel: ze dienen een doel, maar hebben geen doel of waarde in zichzelf.

Verwarring over de aard van communicatie

Een ander belangrijk punt is de potentiële verwarring die ontstaat wanneer AI-systemen steeds menselijker worden in hun interactie. Wanneer bedrijven AI-diensten aanbieden via het internet, kunnen gebruikers ongemerkt met een machine communiceren zonder dat dit expliciet wordt aangegeven. Hoewel dit op het eerste gezicht onschuldig lijkt, kan het ernstige gevolgen hebben. Mensen kunnen bijvoorbeeld misleid worden door de schijn van empathie of autoriteit die een AI uitstraalt, wat kan leiden tot manipulatie, verlies van vertrouwen en zelfs schade aan mentale gezondheid.
De overheid heeft hier een belangrijke rol te spelen. Het is van cruciaal belang dat er transparantie is over de aard van de communicatie. Gebruikers moeten te allen tijde weten of ze met een mens of een machine spreken. Dit vraagt om duidelijke regelgeving en toezicht. Instanties zouden belast moeten worden met het monitoren van AI-systemen om te waarborgen dat deze transparantie wordt nageleefd en dat mogelijke negatieve gevolgen van de interactie met AI worden beperkt.

Internationale dimensie

De uitdaging wordt nog groter wanneer deze diensten worden aangeboden door bedrijven in het buitenland. Internationale samenwerking is essentieel om uniforme normen te ontwikkelen en toe te passen. Zonder dergelijke samenwerking ontstaat het risico van een juridisch vacuüm waarin bedrijven gebruik kunnen maken van zwakke regelgeving in bepaalde landen om hun diensten zonder toezicht aan te bieden. Dit zou niet alleen een bedreiging vormen voor individuele gebruikers, maar ook voor de democratische samenleving als geheel.

Nationale investeringen in AI

Wanneer het gebruik van AI-toepassingen een grote vlucht neemt, zou het voor regeringen een strategische keuze moeten zijn om te investeren in autonome toepassingen die in eigen land worden ontwikkeld. Dit biedt niet alleen meer controle over de technologie, maar waarborgt ook dat deze aansluit bij de nationale waarden en regelgeving. Bovendien vermindert het de afhankelijkheid van buitenlandse bedrijven, wat belangrijk is voor de bescherming van nationale belangen en digitale soevereiniteit. Door te investeren in eigen AI-technologie kan een land niet alleen innovatie stimuleren, maar ook de risico’s beperken die gepaard gaan met buitenlandse invloed en mogelijk misbruik van gevoelige gegevens.
Een bijkomend voordeel is dat de AI kan worden ingezet voor versterking van de democratie.

Een proactievere overheid graag

De snelle ontwikkeling van AI-technologie vraagt om een herbezinning op fundamentele vragen over rechten, verantwoordelijkheid en ethiek. Grondrechten behoren exclusief toe aan levende wezens, inclusief dieren, omdat deze rechten geworteld zijn in autonomie en morele verantwoordelijkheid,  eigenschappen die machines niet bezitten. Tegelijkertijd is het van groot belang dat overheden maatregelen nemen om verwarring over de aard van AI-communicatie te voorkomen en gebruikers te beschermen tegen mogelijke schadelijke gevolgen. Alleen door proactieve regelgeving en internationale samenwerking kunnen we ervoor zorgen dat deze technologie ten dienste blijft staan van de mensheid zonder onze fundamentele waarden en rechten in gevaar te brengen.

Onwetendheid vraagt om voorzichtigheid

Het idee dat onwetendheid van hoe AI functioneert en wie aan de touwtjes trekt om voorzichtigheid vraagt, is fundamenteel in veel filosofische en wetenschappelijke tradities. Wanneer we de complexiteit van ons eigen functioneren en dat van dieren slechts ten dele begrijpen, moeten we ons realiseren dat overhaaste conclusies of technologische vooruitgang zonder grenzen risico's met zich meebrengen. Machines mogen dan op ons lijken in gedrag of intelligentie, maar dat maakt ze niet gelijkwaardig aan het leven dat uit de evolutie is voortgekomen.

De waarden van de Franse Revolutie

Het is tenslotte moeilijk voor te stellen dat een machine een gebruiker gaat vragen om vrijheid en gelijkheid. Door de waarden van de Franse Revolutie als basis te nemen en de Gouden Regel toe te passen, kan de ontwikkeling van AI in ethisch verantwoorde banen worden geleid. Ontwikkelaars worden zo verplicht om AI te ontwerpen die functioneel is, maar geen capaciteit heeft om te lijden. Dit voorkomt dat we in een ethisch dilemma belanden over het toekennen van rechten aan AI, terwijl het tegelijkertijd de verantwoordelijkheid voor ethische ontwikkeling stevig bij de mens legt.

De rechten en plichten rondom kunstwerken

De vergelijking met kunstwerken biedt een praktisch en ethisch model voor de omgang met AI. Net zoals kunst wordt beschermd uit respect voor de intentie van de maker, kan AI worden gereguleerd zonder dat het zelf rechten krijgt. Deze aanpak benadrukt de verantwoordelijkheid van ontwikkelaars en voorkomt dat AI als autonoom subject wordt beschouwd. Door AI te zien als een creatie, niet als een entiteit, blijven de fundamentele principes van vrijheid, gelijkheid en broederschap voorbehouden aan levende wezens.