Vrijheid van meningsuiting betekent dat het ons vrijstaat om onze mening te uiten in woord, schrift of beeld. Wie zich niet zo goed bewust is van het verschil tussen een feit, een mening of een oordeel, kan ten onrechte denken dat hij alles mag zeggen. Wie de holocaust ontkent, ontkent een feit en kwetst daarmee slachtoffers van dat feit. Omgekeerd, iemand die zegt dat hij zich gekwetst voelt kan niet stellen dat degene die hem kwetst de wet overtreedt. Gevoelens hebben voor jezelf waarheid, maar die kan een ander niet worden opgelegd als feiten.
Gevoelens en meningen zijn een persoonlijke zaak. Oordelen zijn dat niet. Wie tegen een ander zegt “ik vind jou een klootzak” komt daar juridisch mee weg. Wie zegt “jij bent een klootzak” niet per se. Het is een beledigend oordeel.
Ius mentis: Je hebt het recht om je mening te uiten en daarbij te schokken, kwetsen of verontrusten. Maar er zitten wel degelijk grenzen aan de uitingsvrijheid. De wet noemt smaad, laster, privacy, discriminatie en haat zaaien als belangrijkste grenzen.
Het is overigens een misverstand dat je door "Ik vind" ergens voor te zetten, altijd legaal bezig zou zijn. Er is juridisch geen verschil tussen "Ik vind hem een oplichter" en "Hij is een oplichter". Uit de context moet blijken hoe je die zin bedoelde: als daadwerkelijke beschuldiging, als stoom afblazen of prikkelende overdrijving in een recensie van een winkel? Wel is het zo dat een opinie anders beoordeeld wordt voor de wet dan een feitelijk relaas.
Tot zover Ius mentis.
Bestaat het recht om te kwetsen?
Dat recht bestaat niet en je kunt ook niet iemand de mond snoeren door te beweren dat hij jou gekwetst heeft of dat je je door een uitspraak gekwetst voelt.
Godslastering is niet strafbaar, vermoedelijk omdat God niet aantoonbaar een persoon is. Belediging van groepen, het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld zijn wel strafbaar. Zo kan een samenleving provocateurs grenzen stellen.
Een machtig persoon (leeuw) tergen is levensgevaarlijk. Spot wordt vaak verpakt of vermomd om machthebbers te bekritiseren. Een nar of een clown kan daar mee wegkomen door ook zichzelf op de hak te nemen. Hele culturen kennen indirecte vormen van subtiel beledigen. Indirect kan ook door het tegenovergestelde te beweren van wat je bedoelt. Het wordt dan de kunst van de goede luisteraar om dit op te pikken.
De gedachte achter etiquette, ethiek, de grondwet, de 10 geboden en wellevendheid is de gouden regel: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. In de wet wordt deze grondregel voor allerlei situaties uitgewerkt met zo min mogelijk beperking van ieders vrijheid. In de etiquette wordt zoveel mogelijk voorbeelden uitgewerkt van situaties waarin het gedrag wordt omschreven waarmee je geen grenzen overschrijdt. Wie wellevend is houdt rekening met de ander. Hij past de etiquette toe zodat niemand in de pijnlijke situatie komt dat er grenzen dreigen te worden overschreden.
Een vergelijkbare overweging geldt bij het tonen van respect. Bij respect geldt dat iemands grenzen in acht moeten genomen en dat er optimum is in de mate van betrokkenheid. Die betrokkenheid kan positief of negatief zijn. In beide gevallen is er een spanningsveld tussen betrokkenheid en vrijheid van de ander.
Voorkomen is beter dan genezen. Het is handiger om negatieve gevoelens bij anderen te voorkomen, maar wie zichzelf inhoudt en niet voor zichzelf opkomt vanuit angst voor een ander heeft daarmee vooral zichzelf. Wie een lastige kwestie aan de orde wil stellen kan het beste aangeven wat het hem doet in plaats in de aanval te gaan en stellen dat de ander een fout begaat.