Het ego maakt vrij en verbindt

Het ego is nodig

Het ego speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van ons zelfbewustzijn en zelfbeeld. Het stelt ons in staat om onszelf te definiëren en te onderscheiden van anderen, en het stelt ons in staat om ons gedrag en onze ervaringen te begrijpen en te interpreteren vanuit ons perspectief als individu.

Het ego staat vaak in een negatief licht. Associaties met egoïstisch en egocentrisch spreken voor zich. Maar de mens kan zich niet ontwikkelen zonder een ego. Het hoort bij een onmisbaar stadium in zijn ontwikkeling.

Het ego is volgens Jung het centrum van het bewustzijnsveld. Geen enkele inhoud die in dat veld komt kan de kwaliteit “bewust worden” bereiken tenzij deze inhoud verbonden raakt met het ego. Alle bewuste psychische activiteiten staan onder beheer van het ego.
Het ego ontstaat uit het archetype Zelf, het centrale regulerende archetype van de gehele psyche, het bestuurlijke en ontwikkelingscentrum van zowel het bewuste als van het onbewuste deel. De wording van het ego vindt plaats in de eerste levenshelft tot circa 35 jaar. Het ego verlost zich uit het Zelf en is bij voorspoedig verloop omstreeks die tijd zo goed als volledig uit het Zelf getreden maar blijft er wel mee verbonden. Deze verbinding tussen ego en Zelf wordt aangeduid met de ego-Zelf-as. Het ego is van het archetype Zelf de ‘ambassadeur’ in het bewustzijn.

Egofuncties

Aan het ego worden een viertal specifieke functies toegekend.
  1. Het waarnemen, dat het werkelijkheidsgehalte van de objecten kan vaststellen. Waarnemingen vertellen niet wat er gaat gebeuren;
  2. Het denken, dat schift en tracht aan te geven wat de aard van het object is. Het denken geeft het object een naam, plaatst het object in categorieën en zoekt naar het samenhangende geheel, de betekenisgevende context, waarin het object zijn plaats en functie heeft. Voor deze functie heeft het ego (subject) enige afstand nodig ten opzichte van het object;
  3. Het gevoelen, dat aangeeft wat het object voor de waarnemer betekent, b.v. een bedreiging, een gezochte, een hooggewaardeerde zaak of een (on)nuttig verschijnsel. Het betreft een waarderend oordeel;
  4. De intuïtie geeft aan waar het waargenomene vandaan komt en waar dit heen gaat. De intuïtieve inhoud, ingevingen en voorgevoelens, die uit het onbewuste als een flits worden aangereikt, heeft een directe inhoud van een concreet gegeven en reikt een oordeel aan over zekerheid en (on)twijfelbaarheid. De inhoud kan later blijken onjuist te zijn. De kritische zin dient waakzaam te zijn.
Deze analytische beschrijving suggereert een onafhankelijk functioneren van elk der functies. In feite functioneren de vier functies steeds synchroon, gelijktijdig.
Tot zover Jung.

Afscheiding en verbinding

Het koesteren van het ego gaat samen met gevoelens van afgescheiden zijn van anderen. Ben ik of is de ander toereikend? Dit kan angst oproepen voor uitsluiting en eenzaamheid. Het kan ook verleiden om te denken dat je meer bent dan een ander. Het gevaar van hoogmoed (hybris) ligt op de loer en kan agressie van anderen oproepen en de neiging om de egoïst onderuit te vloeren en van zijn voetstuk te stoten.

In het ideale geval is het ego verbonden en vrij. In de ontwikkeling van de persoonlijkheid in de tweede helft van het leven gaat het erom om niet meer te identificeren met het ego en haar vier functies.
Aldus wordt ruimte gelaten voor de ander: letterlijk en figuurlijk. Ruimte laten voor andere opvattingen kan vrijblijvend en dus redelijk gemakkelijk zijn. Maar ruimte voor andere gedragingen is moeilijker omdat dit bedreigend kan overkomen voor het eigenbelang. Dan ontstaat angst die kan leiden tot agressie. Ruimte geven aan de ander betekent hem te laten zijn wat hij is, en dat te aanvaarden, omdat hij een mens is.
Komt de mens uiteindelijk tot inzicht en doorprikt hij het mechanisme van de geconditioneerdheid, dan kan hij eindelijk zijn gedachten en gevoelens zien voor wat ze zijn.
De aandacht geldt op de eerste plaats de eigen geest, het eigen hart. Vooraleer we naar de ander kijken is het belangrijk eerst het eigen instrument van waarneming na te zien, en zo nodig het te reinigen of aan te scherpen. Het middel daartoe is de meditatie: een oefening om alle denkactiviteit tot rust te laten komen en enkel nog open te staan voor wat zich aanbiedt.
De ontwikkelde persoonlijkheid heeft de moed zijn angsten te ervaren, zijn alleen-zijn en zijn kwetsbaarheid. Wie de werkelijkheid volledig (niet vooringenomen) waarneemt krijgt inzicht in de veranderlijkheid en vergankelijkheid van alles wat naam en vorm heeft. Hij heeft inzicht in en is verbonden met een bodemloze bron waaruit vrij mededogen en liefde stroomt. En ervaart daarmee een non-dualiteit of twee(een)heid.

Bovenstaande is vrij weergegeven van stichting bodhisattva.

Vera Helleman over ego en je (niet) afhankelijk maken van de waardering van een ander in deze video.

Het ego kan spiritualiteit bevorderen en in de weg zitten

Frédéric Lenoir schrijft in zijn boek over de geschiedenis van het denken over God. Volgens hem is er een onmiskenbare ontwikkeling richting een steeds persoonlijker beleefd en minder dogmatisch geloof.
Een citaat:
Religie brengt mensen samen door middel van een gemeenschappelijk geloof in een onzichtbare wereld die hun te boven gaat. Daarom gebruikt Régis Debray voor religies de zeer toepasselijke term 'menselijke gemeenschappen'. Daar zou ik tegenover willen stellen dat spiritualiteit, de persoonlijke zoektocht van de geest, aanvankelijk juist ontbindt. Spiritualiteit bevrijdt het individu van alles wat hem bindt en in waanideeën gevangen houdt - onwetendheid, ongegronde meningen, vooroordelen - maar ook van de groep. Dankzij spiritualiteit kan de mens het juk van traditie, van het collectieve afwerpen en tot zichzelf, tot zijn innerlijke waarheid komen. Hoewel spiritualiteit het individu in eerste instantie losmaakt, is het uiteindelijke doel ervan toch dat ze datzelfde individu weer op de juiste manier met anderen verbindt. Anders gezegd: spiritualiteit ontbindt om beter te kunnen verbinden, en bevrijdt het individu om het te leren lief te hebben. Spiritualiteit die ontaardt in onverschilligheid of minachting ten aanzien van anderen is geen echte spiritualiteit maar een neurose waarvoor het spirituele als uitvlucht dient.

Door middel van het gebed (Jezus), de filosofie (Socrates) of meditatie (Boeddha) kon het individu voor zijn heil zorgen zonder de voorgeschreven rituelen van de traditie te doorlopen. Verder richtte hun onderricht het aristocratische karakter van de traditionele samenlevingen te gronde. Er bestond voor hen geen wezenlijk verschil tussen mensen: voor iedereen, rijk of arm, slaaf of vrij burger, lag de verlossing of het zielenheil binnen bereik. Er was geen hiërarchie meer, geen kaste, geen uitverkoren volk. Alle mensen waren gelijk, omdat ze allemaal een onsterfelijke ziel bezaten, die hun instaat stelde een geestelijk leven te leiden dat hun vrijheid schonk.