Organismen zijn het resultaat van miljoenen jaren ontwikkeling. Op allerlei niveaus leidde dat tot specialisatie en samenwerking. Er wordt gescheiden (ontbinden) en er komt samen (verbinden) in een eindeloze cyclus van leven en dood.
In de natuur zie je veel bijna gelijke helften, bijvoorbeeld de gespiegelde linker- en rechterkant van een lichaam. De natuur zit vol van twee-eenheden, met gescheiden functies, zoals het para(sympatische) zenuwstelsel en de grote en kleine bloedsomloop. Een twee-eenheid vormen ook man-vrouw of de twee hersenhelften. De twee onderdelen van de eenheid vormen krachten, die soms samen- en soms elkaar tegenwerken.
Het lijkt wel of in de natuur vrijwel alles dubbel wordt uitgevoerd en met terugkoppelingen om een balans te zoeken. De functie is bijvoorbeeld het vinden van het evenwicht of het schatten van afstand of richting, deels is het om functies over te nemen als er één uitvalt. De mens bestaat uit lagen als cellen en organen, die ieder hun eigen functie hebben, maar een gemeenschappelijk belang hebben om te overleven, zoals de spijsvertering, de slaap, alertheid en de angst. Een ander doel van de tweedeling is dat het individu op een bepaald niveau een verantwoorde keuze kan maken. Op het niveau van de geslachtsorganen is er geen voorkeur voor wie een nieuw leven creëert. De zaadcel die het eerst komt, mag de eicel bevruchten. Het zijn man en vrouw die als bezitters van het lichaam -op een niveau hoger- de keuze hebben om zich voort te planten. Gelukkig is voor die keuze vaak een positieve reden, met andere woorden een keuze voor een baby uit liefde. Die liefde is nodig om de energie op te brengen om voor het kind te zorgen. Liefde speelt geen rol bij lichaamscellen of –organen. Er is in de natuur veel onverschilligheid en morele overwegingen zijn meestal afwezig. Overleven van de soort is belangrijk en ook de evolutie lijkt haar agenda te hebben, namelijk ontwikkeling van kwaliteit.
Zo zit het ook in de ontwikkeling van de persoon(lijkheid). Een bevruchte eicel loopt in grote lijnen een aantal stadia uit de voorgaande generaties van wormen tot vissen van vele miljoenen jaren terug door. Een pasgeboren baby is eerst nog één met zijn omgeving, ongescheiden. Als een koning(in) wordt hij/zij in de paradijselijke watten gelegd, omdat het zelf nog niets kan. Ouderliefde maakt dat de ouders er zoveel moeite voor hun spruit over hebben en daarnaast heeft de kleine nog iets vertederends over zich om die liefde te belonen.
Van een vanzelfsprekende en natuurlijke gebondenheid groeit de mens eerst naar autonomie en tijdens dat proces oefent hij af en toe het maken van een verbinding bijvoorbeeld door verliefd te worden of een baantje te zoeken. Zijn hele leven zal de mens keuzes moeten maken die op een abstract niveau neerkomen op scheiden of verbinden.
Als peuter ontwikkelt de mens zijn ego. Dat is de drijvende kracht die hem doet afscheiden van zijn omgeving. Die autonomie kan prettig zijn, maar is soms ook onzeker en moet niet te ver worden doorgevoerd. Mensen met een groot ego zijn snel uit balans en lijden veel. “mensen die VOL van zichzelf zijn, zijn snel beLEDIGd”. Voor de wat ouderen is het aantrekkelijk om hun ego weer wat los te laten. Immers zij worden zich meer en meer bewust van hun kwetsbaarheid en sterfelijkheid. In die fase is acceptatie van de eindigheid van het leven de uitdaging.
Je onthechten van je ego doe je door in contact te komen met je Hogere Zelf en te leven vanuit een liefdevolle benadering, door niet te snel te oordelen, geen onnodige strijd aan te gaan of door koste wat het kost te proberen gelijk te halen. Het is vooral open staan en laten in plaats van doen. Er is geen duidelijkere aanbeveling te doen. Spiritualiteit vraagt nu eenmaal te accepteren dat er geen 100% zekerheid meer valt te geven. Geduld hebben, het goede voorbeeld geven en volgen en grenzen stellen aan jezelf en anderen.
Ook op het niveau van de samenleving zie je een sociale en liberale kracht haar werk doen. In de politiek vormt het midden ongeveer een even grote menging van links (sociaal) en rechts (liberaal). Sommige politieke partijen zouden die vermenging zelfs een integratie noemen, een hoger plan.
Freud onderscheidde in zijn psychologische werk Eros en Thanatos. Eros vormde de verbindende kracht. Thanatos stond voor de doodsdrift. Op dat punt lijkt Freud de plank mis te hebben geslagen. Welk normaal functionerend mens wil er nu dood? Freud had er beter aangedaan om de tweede kracht als een vrijheidsdrift of vrijheidsdrang aan te duiden. De mens wordt zowel aangetrokken tot de verbinding via de liefde als tot het niet-verbonden zijn in autonomie.
Wanneer de mens zich in zijn volwassenheid heeft losgemaakt dan is er soms terugval of de kinderlijke behoefte om weer te versmelten, maar dit roept niet voor niets angst op om zichzelf te verliezen of wordt regressie genoemd. Het zijn allemaal negatieve connotaties die er op wijzen dat er geen weg terug is. Er komt alleen een eind aan bij de dood en sommigen verwachten daarvan een hereniging. Mogelijk is dat een lichte aanwijzing voor Thanatos, de doodsdrift.
Het is de kunst om de twee krachten (liefde en vrijheid) in evenwicht te houden en te laten samenwerken tot groei en vooruitgang, pas dan kan de mens transcenderen. Met Transcenderen (Wikipedia) wordt het overschrijden van de grens van de gewone vorm van waarnemen of bewustzijn bedoeld. Transcenderen berust op de veronderstelling dat men behalve de fysieke "buitenkant" van dingen, ook een diepere "binnenkant" op kan merken.
En daarmee zijn we weer aanbeland bij de optimale omstandigheden om opmerkzaam te zijn, namelijk het spanningsveld tussen betrokken zijn (liefde) en de juiste afstand houden (vrijheid), die ook de grondslag vormen van respect en “schouwen”.
Een andere auteur die al jaren over vrijheid en liefde vertelt is Osho. Zie deze video.