Getuige bij integraal schouwspel

De wereld is een schouwtoneel

Elk krijgt zijn rol en speelt zijn deel

Het woord persoon komt van het Latijnse woord voor “persona: masker of rol”. Toneelspelers in de oudheid hadden maskers voor om uit te beelden wie zij voorstelden en welke rol zij speelden.
Het geheel van regisseur, toneel, toneelspelers en publiek zou je kunnen zien als een metafoor voor ons bewustzijn en persoonlijkheid. Het toneel en de achtergrond staat dan voor het on(der)bewuste, de toneelspelers voor de diverse rollen die wij en ons ego spelen, de projecties die we doen op anderen en het publiek voor de buitenwereld en dat deel in onszelf dat zichzelf observeert. Een goede regisseur probeert ervoor te zorgen dat het toneelstuk zich gedurende haar levensduur ontwikkelt en in kwaliteit groeit.
Belangrijk is om je te realiseren dat geen van de onderdelen van het toneelstuk een apart (onderdeel is van de) persoon is die jij (zelf) bent. Die vergissing is in de historie vaak gemaakt. Velen hebben gedacht dat er binnen de mens een klein mensje zat die het geheel bestuurt.

Wikipedia meldt hierover het volgende.
De term Homunculus (Latijn voor mannetje) wordt vaak gebruikt als een personificatie van het bewustzijn of een interne instantie die indrukken uit de buitenwereld interpreteert en integreert. De homunculus kan ook worden gezien als een gebied in de hersenen waar indrukken worden samengevat of geïntegreerd. Vaak wordt daarbij verwezen naar de theorie van Descartes die aannam dat het bewustzijn zetelde in de pijnappelklier in de hersenen.
Een veel geuite kritiek op de homunculus is dat van eindeloze herhaling (regressus ad infinitum). Dit wordt ook wel het Droste-effect genoemd. In moderne psychologische theorieën over het bewustzijn, executieve functies en centrale coördinatie lijkt soms ook een homunculus binnen te sluipen. Waarin deze theorieën zich echter van vroegere theorieën onderscheiden is dat men beter dan voorheen in staat is aan te geven welke mechanismen in de hersenen bij dergelijke functies betrokken zijn. Aangenomen wordt dat de homunculus niet slechts met een klein gebiedje in de hersenen, maar met een omvangrijk netwerk van de frontale cortex is verbonden.
Tot zover Wikipedia.

De benadering van het bewustzijn en de persoonlijkheid als een samenhangend groter geheel doet denken aan het boek de Gestaltbenadering van Fritz Perls, grondlegger van de Gestalttherapie.



In Gestaltbenadering beschrijft Perls op onnavolgbare wijze hoe de Gestaltbenadering uit observeerbare feiten van het menselijk gedrag ontstaat. De mechanismen van de neurose en de technieken van de therapie worden consequent uiteengezet, waarbij Perls van veel verrassende en vaak heel subtiele inzichten blijk geeft. De Gestalttherapie graaft niet in het zogenoemde onbewuste en ontkent evenmin het bestaan van een authentiek Zelf, maar houdt zich aan wat men zich in het nú gewaar is. Op drie niveaus - denken, spelen en handelen, die op zichzelf een eenheid vormen - richt de mens zich op de wereld volgens het -altijd veranderende proces van de vorming en de afsluiting van de Gestalt, wat een noodzakelijk verstoren en herstellen van het lichamelijke, het psychologische en het sociale evenwicht inhoudt. Dit proces is in Perls' opvatting voorwaarde voor alle groei.
Tot zover de boek omschrijving van Perls.

Dat gedeelte van het bewustzijn dat waarneemt wordt ook wel geïntroduceerd als de getuige, bijvoorbeeld door Omkar Dingjan en Divyam Kranenburg, twee trainers die het AUMM instituut hebben opgericht. Zij geven onder meer trainingen gericht op de heling van het (gekwetste) innerlijke kind. Dat innerlijk kind moet je net zo opvatten als de toneelspelers op het toneel of als metafoor. Zij spelen niet echt zichzelf, maar je kunt er veel van leren en mee doen.


Zij introduceren in hun boek, naast het kind en de volwassene, de getuige.

De getuige

De ‘getuige' is de toeschouwer van je doen en laten, van je emoties en gevoelens, verlangens en behoeften. Er is altijd iemand die ziet en ervaart wat je doet en wat er gaande is - dat is de getuige. Door de getuige kun je afstand nemen van, en kijken naar wat er gebeurt tussen het kind en de volwassene, zonder erin betrokken te raken. Door deze afstand kun je uit de identificatie met het kind stappen en het verleden loslaten. In deze ruimte kun je helen. Wat het kind toen niet kon, kan het nu ook niet. Dit kan alleen de volwassene, met hulp van de getuige.
Alleen deze twee kunnen de realiteit onder ogen zien.
De getuige kan in het hier en nu zijn. Dat is de enige ruimte waarin de waarheid ervaren kan worden en heling kan plaatsvinden.
Tot zover.

Eckhard Tolle introduceert het pijnlichaam als een aparte identiteit binnen in jezelf, een soort parasiet, die zich voedt met negatieve situaties in je leven. Het pijnlichaam is dat deel van je Ego dat zich voedt met negatieve gedachten. Het is ontstaan uit een diep ongelukkig zijn van jezelf of overgenomen van belangrijke anderen.
Door de werking van het pijnlichaam als een soort getuige te observeren en te accepteren kun je het weer oplossen.

Het bewustzijn en je persoonlijkheid bestaan dus uit onderdelen die er tegelijkertijd zijn en er niet zijn, die een aantoonbare werking hebben, maar geen aanwijsbare werkelijkheid.

Tenslotte een paar woorden ter relativering.

Wanneer er dit besef is dat de waarnemer=het waargenomene, dat zij helemaal hetzelfde zijn, dat jouw ego alle ervaren eigenschappen ervan is, dan besef je dat er geen ontsnappen aan is. Wat is, dat is. Meer is er niet. Je kan de mooiste vergezichten bedenken, maar deze zijn geen realiteit. Jouw realiteit is jouw bestaan op dit moment. Elke verwerping daarvan, is het ontkennen van de realiteit van het leven.
De Waarheid zit in jezelf, in datgene wat zich gewaar is van alles wat je doet, wat je denkt, wat je voelt en ziet. Het is die instantie, die altijd aanwezig is. De objectieve getuige van jouw 'ik'. Jouw 'ik' is maar een deel van wat je werkelijk bent. Het 'ik' is de som van alle overtuigingen, herinneringen, beelden en conditioneringen, die je aan jezelf hebt gekoppeld. Dat wat je werkelijk bent is de som van dat 'ik' en de Getuige.
De Getuige is geen ervaarbaar iets. Er is alleen een realisatie van zien, van horen, van voelen, van ruiken, van denken. De getuige kijkt toe, maar jouw denken doet wat met de waarneming. Dat kun je waarnemen. Je kan 'horen' wat je denken doet. Wie of wat hoort kan je niet gewaarworden. Je beseft dat er 'iets' in je is, dat hoort. Meer is (vooralsnog) niet mogelijk. Zoek de Getuige niet, want je bent het zelf, maar dan zonder de zoeker.
Tot zover

Maar hoe moet dat verbinden en niet-verbinden, waar zit de logica?
Osho geeft een tip in “Meditatie, wat is dat?

Je kunt de mind nooit overstijgen als je doorgaat hem te gebruiken. Je moet een sprong maken en meditatie staat voor die sprong. Daardoor is meditatie onlogisch, irrationeel. En ze kan niet logisch gemaakt worden; ze kan niet tot rede worden teruggebracht. Je moet dit ervaren. Alleen als je het ervaart, weet je wat het is.
Dit moet je proberen: denk er niet over na, probeer het - probeer getuige te zijn van je eigen gedachten. Ga er ontspannen bij zitten, doe je ogen dicht, laat je gedachten voorbij glijden net als op een scherm beelden voorbij glijden. Zie ze, kijk ernaar, maak er objecten van. Een gedachte komt op; kijk er intens naar. Denk er niet over na, kijk er alleen naar. Als je erover gaat nadenken, ben je geen getuige - dan ben je in de val gelopen.

Tot zover Osho. De oplossing is dus niet helemaal in woorden te vangen, je moet experimenteren.